I.17. Een
eigenaardigheid van bepaalde ambassadeurs
M geeft al wie
iets wil bijleren uit zijn contacten met anderen een goede raad: laat die
anderen praten over datgene ‘waarin ze het beste thuis zijn’. Stel met andere
woorden vragen over hún domein, en laat hen niet proberen te excelleren in iets
waar ze niet goed in zijn. Wees bijvoorbeeld beducht voor dichtende
staatslieden – om maar dat voorbeeld te geven. Lees je bijvoorbeeld een
historisch werk, heb dan vooral oog voor de passages daarin die stroken met de
hoofdbezigheid van de auteur. Is de schrijver een arts, dan zal er het meest te
leren vallen over geneeskundige kwesties; is hij een ambassadeur, dan zullen de
passages over ‘intriges, overeenkomsten en onderhandelingen en hoe men die moet
voeren’ het nauwst bij de werkelijkheid aansluiten. Zo leert M uit de memoires
van de Heer de Langey dat het wel eens voorkomt dat ambassadeurs, toegevend aan
hun ‘natuurlijke hang naar vrijheid en autonomie’, eigengereid beslissen welke
informatie tot bij de koning komt – terwijl je toch zou verwachten dat ze
daarin volledigheid en volstrekte neutraliteit zouden nastreven. Dergelijke
ambassadeurs stellen hun eigen vrije keuze boven hun ondergeschiktheid en
ondermijnen daarmee de autoriteit van hun overste. Maar M nuanceert: een zekere
interpretatieve vrijheid is zeker op zijn plaats want ambassadeurs moeten niet
alleen de bevelen uitvoeren die zijn ingegeven door de opinie van hun
gezagsdrager over een bepaalde kwestie, zij moeten die opinie ook mee
vormgeven.