voor deze
rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
13 juni 2006
Herinneringen aan Wereldbekers
De beelden die de Wereldbekers van 1954 en 1966 in mij
oproepen, zijn niet rechtstreeks tot mij gekomen: ik was onbestaande
respectievelijk nog te jong om mij er nu iets van te herinneren. In 1954 vindt
Duitsland zijn eer terug door in de finale Hongarije te verslaan: Werner
Fassbinder gebruikt de radioreportage daarover in zijn film Die Ehe der Maria
Braun. En de finale van 1966, tussen Engeland en Duitsland, kwam op school ooit
in een zogenaamde godsdienstles ter sprake omdat de scheidsrechterlijke dwaling
(een ten onrechte afgekeurd Duits doelpunt) een moreel probleem stelde. Mexico
1970 is mijn verste reële herinnering, nog in zwart-wit: het heimwee van de
Belgen, en de zon in het zenit waardoor spelers op het middaguur schaduwloos
over het schier witte veld strompelen. Als ik het goed heb, speelden de niet
tegen hitte en langdurige uithuizigheid bestande Rode Duivels (toen in het
wit), die ook allerlei spanningen (communautaire natuurlijk, maar ook tussen de
hoofdstad en de provincie) hadden geëxporteerd, saaie wedstrijden tegen Mexico,
El Salvador en Rusland. Ze overleefden de eerste ronde niet. Het was ook – maar
hier ben ik niet zeker van – het tornooi met de legendarische match tussen
Italië en Duitsland (verlengingen en verlengingen op de verlengingen en de
Duitsers die alsmaar in de laatste minuten de stand op gelijke hoogte brachten)
waarin Franz Beckenbauer met een gebroken arm in een inderhaast aangelegd
verband (alle reservespelers waren opgebruikt) zijn ploeg naar een duur
bevochten zege leidde. 1974, dat was natuurlijk de verloren finale van
Nederland tegen thuisploeg Duitsland maar ook, als ik me goed herinner, de
meest flagrante gearrangeerde wedstrijd aller tijden: een gelijkspel tijdens de
voorronde nog tussen twee ploegen die daar allebei profijt van hadden – was
Oost-Duitsland daarbij betrokken? –: er gebeurde negentig minuten niets.
1978 was de ‘bloed-aan-de-paal’-editie in Argentinië met alweer een finale die Nederland niet had mogen verliezen. Mooi van de Nederlanders dat ze Videla & C° niet wilden groeten. Overigens vond ik het contrast tussen de stijve harken in uniform op de eretribune en de langharige Argentijnse spelers (met hun verticale witte en hemelsblauwe banen veruit – en nog altijd – de mooiste shirts!) schril. Van 1982 herinner ik mij dat ik beelden van de finale (Duitsland-Italië?) zag in een café in het Zuid-Franse Valence. In de Belgische entourage ontstond het gerucht dat Jean-Marie Pfaff in het zwembad van het hotel ternauwernood aan de verdrinkingsdood was ontsnapt. En negentien – ‘we gaan alweer naar Mexico!!!’ – zesentachtig staat natuurlijk in het collectief geheugen van alle Belgen gegrift. Wat was dat een hete junimaand! Italië 1990 was, als ik mij niet vergis, de editie waarop de Engelsman Platt de nog altijd sterke Rode Duivels-lichting uit de achtste finales kegelde met een goal in de 384ste minuut; ik zie nog de hulpeloosheid in de ogen van keeper Preud’homme. Van het wereldkampioenschap vier jaar later in de Verenigde Staten herinner ik mij de goal van de besnorde Albert tegen Nederland en enkele onrechtvaardige scheidsrechterlijke beslissingen in de match waarin Duitsland België uitschakelde. 1998 bracht het thuisfeest van de Fransen. En 2002 speelde zich, vreemd genoeg, af in het Verre Oosten, een gegeven dat op zich al meteen een groot deel van mijn belangstelling wegnam. Die is hoe dan ook tanende, en dat heeft op de een of andere manier veel te maken met de overkill, de zogenaamde sfeerbeelden van feestende supporters op de straten van allerlei wereldsteden (ook als hun ploeg verloren heeft), en de narcistisch naar zichzelf zwaaiende supporters in de stadions, nadat ze op een groot scherm hun eigen beeltenis hebben ontwaard.
1978 was de ‘bloed-aan-de-paal’-editie in Argentinië met alweer een finale die Nederland niet had mogen verliezen. Mooi van de Nederlanders dat ze Videla & C° niet wilden groeten. Overigens vond ik het contrast tussen de stijve harken in uniform op de eretribune en de langharige Argentijnse spelers (met hun verticale witte en hemelsblauwe banen veruit – en nog altijd – de mooiste shirts!) schril. Van 1982 herinner ik mij dat ik beelden van de finale (Duitsland-Italië?) zag in een café in het Zuid-Franse Valence. In de Belgische entourage ontstond het gerucht dat Jean-Marie Pfaff in het zwembad van het hotel ternauwernood aan de verdrinkingsdood was ontsnapt. En negentien – ‘we gaan alweer naar Mexico!!!’ – zesentachtig staat natuurlijk in het collectief geheugen van alle Belgen gegrift. Wat was dat een hete junimaand! Italië 1990 was, als ik mij niet vergis, de editie waarop de Engelsman Platt de nog altijd sterke Rode Duivels-lichting uit de achtste finales kegelde met een goal in de 384ste minuut; ik zie nog de hulpeloosheid in de ogen van keeper Preud’homme. Van het wereldkampioenschap vier jaar later in de Verenigde Staten herinner ik mij de goal van de besnorde Albert tegen Nederland en enkele onrechtvaardige scheidsrechterlijke beslissingen in de match waarin Duitsland België uitschakelde. 1998 bracht het thuisfeest van de Fransen. En 2002 speelde zich, vreemd genoeg, af in het Verre Oosten, een gegeven dat op zich al meteen een groot deel van mijn belangstelling wegnam. Die is hoe dan ook tanende, en dat heeft op de een of andere manier veel te maken met de overkill, de zogenaamde sfeerbeelden van feestende supporters op de straten van allerlei wereldsteden (ook als hun ploeg verloren heeft), en de narcistisch naar zichzelf zwaaiende supporters in de stadions, nadat ze op een groot scherm hun eigen beeltenis hebben ontwaard.
(naschrift: Wereldbeker 2018: ad nauseam gevolgd in de kliniek)