Rachel Cusk, Contouren,
199
ǁ
In zijn tegelijk soepele en starre motoriek had hij iets
van een levend bronzen beeld, waardoor er een vreemdsoortige leegte om hem heen
hing, die op een of andere manier het leegst was waar hij zelf was, alsof hij
er niet was. Elk bronzen beeld was hol en leeg, – maar die leegte had in zijn
geval iets zuigends, zoals de holte in een draaikolk.
Harry Mulisch, Siegfried,
89