Monniken bouwden
in het Noord-Griekse Meteoragebergte hun kloosters bovenop enorme, enkele
honderden meters hoge rotsen.
Op de eerste foto
betrapt de fotograaf een reisgezel. De Meteorarotsen verschijnen als een
verwaarloosbaar decorstuk in de achtergrond: uit niets valt hun echte omvang af
te leiden. Ze zijn zichtbaar in het beeld, maar we krijgen geen idee van hun
formaat. Deze foto gaat dan ook niet over het landschap waarin deze persoon
zich beweegt, maar over de persoon. Zijn houding, gelaatsuitdrukking,
positionering in het kader: alles draagt daar toe bij. Maar de foto had net zo
goed op een andere plaats kunnen gemaakt zijn. Ik vind het een goede foto omdat
hij mij herinnert aan hoe ik die persoon heb ervaren. In die zin heeft hij
slechts een particuliere waarde.
Op de tweede foto,
die gemaakt werd op min of meer dezelfde plaats, zien we geen mensen. Beneden,
in de diepte en de verte, is een dorp te zien. En uiteraard wijst ook de
kronkelende weg op de voorgrond op menselijke aanwezigheid. Maar hier vraagt de
fotograaf de volle aandacht voor het landschap en voor hoe groot en
indrukwekkend die rotsen in de Meteora zijn. Ze zijn ontzagwekkend. Wat heeft
mensen bezield om zo hoog en ver van alles en moeilijk bereikbaar kloosters te
bouwen? Toch is dit geen bijzondere foto. Het is een ansicht. Behalve het
spektakel dat het landschap ons te bieden heeft, bevat deze foto niets
interessants.
Stel je voor dat
op de tweede foto een persoon op de voorgrond had gestaan. Of erger nog: dat de
fotograaf een selfie had gemaakt, met dat ontzagwekkende landschap als decor.
Dat is nochtans wat veel toeristen doen: zichzelf, of iemand anders, vóór of in
een dergelijk decor opvoeren. Bepaalde landschappen, of gebouwen, gebruik je
niet als decor. Dat doe je niet. Het is aanmatigend het mateloze op die manier
in te palmen.
Meteora (GR) –
080329