12 juni 2006
ACTEUR
Hoe onthoud je films? Velen – en misschien heb ik een foute
indruk maar het zijn naar mijn gevoel vaak vrouwen – noemen eerst en vooral de
namen van de hoofdrolspelers. Ze catalogiseren ‘rolprenten’ op basis niet van
chronologie, regisseur, genre of scenario maar van acteurs. Weet je nog, Tippi
Hedren met achter haar die zwarte vogels op het klimrek? Of die slotscène op
dat vliegveld, met Humphrey Bogart en Ingrid Bergman…? Ik zie het niet zo.
Acteurs zijn in de eerste plaats de rol die ze spelen, dan pas het individu dat
ze zelf, búiten de film, zijn – of eventueel ook nog zijn. Het sterrendom laat
mij totaal onverschillig. In zekere zin bestáán acteurs niet buiten de rol die
ze spelen, en dus ook niet buiten de film. Ik ervaar het altijd, op een haast
primitieve manier, als een anomalie dat ze in meerdere films opduiken. De
Gérard Depardieu in Les Valseuses
heeft voor mij niets te maken met de Depardieu in om het even welke van de
zevenhonderd andere films waarin hij te zien is. Wanneer die indruk wél
overheerst, wanneer de acteur vóór de rol kruipt die hij in deze of gene film
speelt of zichzelf persifleert of zich aan cabotinage bezondigt, heb je meestal
te doen met een slechte acteur of toch zeker met een slechte acteerprestatie.
Of met een typetje. Denk aan Meryl Streep, Julien Schoenaerts of Louis de
Funès. Schitterend dan weer is de acteur die precies dit effect van te grote,
vaak op tics gebaseerde herkenbaarheid, overstijgt: Bourvil bijvoorbeeld, die
er in Le Cercle rouge in slaagt om de
Bourvil van La Grande Vadrouille níet
voor de geest te roepen. Dat zijn wellicht de beste acteurs: zij die én een
typetje kunnen zijn, én bij machte een rol te spelen waarin zij dat typetje
doen vergeten. Gérard Depardieu is maar in één film Obelix. Een mindere acteur
zou een dergelijke karikatuur altijd met zich meedragen.