28 november 2015
zaterdag
En dan – met één kans op 22.381 – blokkeert mijn iTunes op Cornet Chop Suey van
Louis Armstrong. ¶
(...) Gisterenavond gaan eten
met L. Na de opening met koetjes en kalfjes, de côte à l’os werd net
geserveerd, gooide zij het roer om en belandden wij in medias res. Het ging er even in die mate hevig aan toe dat we
spijt begonnen te krijgen van de peperdure rekening die ons te wachten stond,
maar misschien was het precies dat wat ons alsnog in een juist spoor duwde: het
zou te jammer zijn om de eetlust te bederven met geruzie. Altijd pijnlijk,
overigens, in een restaurant. We vonden een tweede adem, misverstanden werden
uitgeklaard, de spons bovengehaald – en uiteindelijk eindigde de avond nog
vrolijk met een knuffel in De Snuffel. (...) En dan was er deze
voormiddag de koffie en de wandeling met S. (...) We kuierden langs de Vesten, het Minnewater en het Astridpark
en spraken honderduit, in de meest vriendschappelijke stemming. (...) ¶
Ik lees de bundel reiscolumns van Cees Nooteboom met
wisselende aandacht, af en toe eentje, versnipperd, en, het moet gezegd,
Nooteboom heeft ze duidelijk ook niet altijd met dezelfde inzet geschreven, de
kwaliteit wisselt voortdurend. Mijn aandacht en zijn inzet vormen twee
golflijnen op de oscillograaf die het contact tussen lezer en schrijver
registreert. En kijk, soms, af en toe, vallen de hoogtepunten van de twee
lijnen samen en lees ik met de grootst mogelijke luciditeit een werkelijk
schitterende passage. Zoals deze, in een impressie over een zoveelste bezoek
aan Parijs, meer bepaald een Afrikaans restaurant aldaar. ‘Le Boabab’ heet het
stuk, het is geschreven (of gepubliceerd?) op 3 mei 1966: ‘Alle wegen
voorspelbaar, in België met de ogen dicht om niet bang te hoeven zijn,
aangekomen in Parijs in de vooravond, die lauw is. Door een conservatieve
karaktertrek ga ik altijd naar hetzelfde hotel, maar deze keer word ik
beestachtig weggestopt in een klein geel kamertje, met aan de achterkant van
het behang een baby die zijn bestaan betreurt en dat duidelijk maakt. Vanuit
het enige raam kijk ik uit op een binnenplaats waar etenslucht en
mensengeluiden bij elkaar gedreven worden. Kortom, een gewoon hotel in
Saint-Germain. Even op het bed gelegen, naar het plafond gekeken, geprobeerd na
te denken, niet gelukt, andere kleren aan, de straat op. Uit alle andere kleine
kamertjes zijn mooie mensen gekomen, allemaal samen zijn wij een flanerende
menigte, en ik registreer de bekende sensaties, de talen om me heen, de geur
van de metro als ik over de roosters loop, de verse krant die zwart afgeeft op
mijn hand, en over dat alles valt de avond, maar doet zich geen pijn.’ Aan de
hand van deze ene alinea zou ik een avond over stijl kunnen vullen in een
cursus creative writing. Over hoe
Nooteboom de verhakkelde toestand van de Belgische wegen verbeeldt door zijn
eerste zin grammaticaal te verhakkelen. Hoe hij, in weerwil van zijn
conservatisme, in een ongeziene situatie terechtkomt, waarin een baby dingen
doet die voor een baby ondoenbaar zijn: betreuren en duidelijk maken. Hoe hij
de treurnis van dat veel te kleine kamertje veraanschouwelijkt door het geel
behang te laten hebben en slechts één raam, dat uiteraard uitkijkt op een
binnenplek waar onvermengbare grootheden – lucht en geluid – ondanks de
benepenheid, of juist daardoor, de kans zien zich met elkaar te mengen. En dan
komt, in de zin die begint met ‘Even op het bed gelegen’, de kentering, die ook
grammaticaal wordt vormgegeven: de periode bestaat uit een opsomming van
flarden – de eerste hebben nog een voltooid deelwoord, wat een gelatenheid of
geslagenheid suggereert, maar dan wordt de teneur actiever en de protagonist
gaat ‘de straat op’. Daar merkt hij dat hij niet de enige is die op een klein
kamertje zit en hij vormt samen met die lotgenoten een bonte menigte. Alle
zintuigen worden opengezet. Waarna de vrolijke slotzin volgt, over een avond
die wel valt, maar zich daarbij niet bezeert. En ja, waarom zou een avond zich
niet niet kunnen bezeren? (Cees Nooteboom,
Labyrint Europa) ¶
Vandaag gespot in Brugge: een dure witte Porsche met
Roemeense nummerplaat, twee blondines erin. En vanavond begint Rudy Vranckx Alleen Elvis blijft bestaan met die
vreselijke beelden die in 1989 werden gedraaid in een Roemeense psychiatrische
instelling… ¶