Een tweede pad leidde naar een wolkenblauwe boogbrug die
over de stroom heen naar een weide voerde. Een rij gebouwen was vaag te zien
achter een rookgordijn van witte abelen. Dichterbij was het zwarte neoklassieke
verblijf voor de duiven, waar Tod de gewoonte had om zijn lievelingsdieren te
trainen in het nadoen van de dansen van in trance verkerende soefi-derwisjen.
Bruce Chatwin, Anatomie
van de rusteloosheid, 75