zaterdag 24 maart 2018

de lente van 2018 – 2


142 – Eenden kwaken en ganzen gakken. En aan hiëroglyfen en piramides moest ik ook denken. En aan Syrië. Maar dat was via een omweg.

Een paar omstaanders keken toe hoe de gans, duidelijk uit zijn doen, stond te gakken. Hij wou iets op een afstand houden – allicht de mensen – en tegelijk iets beschermen. En toen zag ik de twee jongen op de voorgrond, ze zochten hun weg, maar waar was de weg? En: wat wás de weg?

Een oudere dame die het tafereel ook stond aan te kijken, wist me te vertellen dat de jongen uit hun nest gevallen waren. Hoezo, uit hun nest? Ik keek omhoog. Als ze eruit gevallen waren, dan kon dat nest alleen maar vijftien meter hoog in een van de bomen hebben gezeten onder dewelke die ganzenfamilie zich aan het hergroeperen was: moeder – of vader, dat was niet duidelijk – en twee telgen. Kleine, heel kleine gansjes. Die dan toch een flinke smak moesten hebben gemaakt want vliegen konden ze duidelijk nog niet.

Ik wist niet dat ganzen in bomen nestelden. En zeker nijlganzen, want zulke waren het hier. Staan er bomen in Egypte? Ja, palmbomen allicht wel.

De mensen die stonden toe te kijken hadden natuurlijk veel compassie met de gevallen ganzen. Hun pa (of ma) was duidelijk in paniek: wat doe je met twee telgen die enkel vijftien meter hoger overlevingskansen hadden en je hebt geen lift of trap? Ik zag niet meteen een oplossing voor het probleem.

Ik had het volwassen koppel nijlganzen al een paar keer gespot tijdens mijn passages door het park. Dat het exoten waren, wist ik. Invasieve exoten, zoals het jargon het wil. Je kon ze maar beter meteen bejagen want straks zouden ze, net als het niet meer in te dijken canadaganzenbestand, de verhoudingen tussen de wél ingeburgerde soorten verstoren. De volkseigen soorten.

Ik zag die twee arme kleine kuikens en moest denken aan de kinderen van Belgische – Vlaamse! – vrouwen in Syrische vluchtelingenkampen. Ik zei dat ook aan die oudere vrouw die me had verteld dat de diertjes uit hun nest waren gevallen, waarbij ze had gewezen naar de plek in de boom waar een paar grote takken uit de stam groeiden: daar was een soort van platform, waar inderdaad een nest kon zijn. Ik moest haar in het Frans aanspreken want ze had het gehad over des oies tombeés du nid. Ze keek me aan en knikte. Waarop ze haar weg vervolgde. Toen zag ik hoe een grote vogel kwam aanvliegen. De volwassen gans op de grond gakte nog steeds – en blijkbaar kwam die vogel, ook een nijlgans, de ándere nijlgans dus, daarop af. Familieberaad was in de maak.