Vanaf de heuvel keken we uit over het vlakke land – geelwit,
met zwarte stippen daar waar de doornbomen stonden met hun vlakke toppen. Het
was duidelijk waarom dit vroeger ‘luipaardland’ genoemd werd. Onder ons lag de
mijn. Er waren grijze hopen uitgegraven grond en de nieuwe Amerikaanse
installatie voor het vergruizen van gesteente met zijn donkerrode steigers en
de oude Franse mijn die op de fles was gegaan doordat het erts een laag
kopergehalte had en daardoor niet rendabel afgevoerd kon worden.
Bruce Chatwin, Anatomie
van de rusteloosheid, 61