Er zijn twee problemen met het idee van panspermie, zoals die buitenaardse theorieën worden genoemd.
(Bill Bryson, Een
kleine geschiedenis van bijna alles, 272)
panspermie (de
(v.); g.mv.) hypothese van de alomtegenwoordigheid in het heelal van
levenskiemen
42
Het was daarom verrassend, en misschien ook wel wat gênant, toen
bleek dat Croll geen academicus aan die universiteit was, maar amanuensis.
(Bill Bryson, Een
kleine geschiedenis van bijna alles, 391)
amanuensis (de;
-sen of amanuenses) 2 deskundige,
helper bij het voorbereiden en uitvoeren van proeven, bediende in laboratoria,
musea en scholen
43
Uit een maanvormige zandrug van het soort dat we nu een lunet zouden noemen, staken een paar
menselijke botten uit het zand.
(Bill Bryson, Een
kleine geschiedenis van bijna alles, 419)
lunet (de; -ten) 1 (in de burgerlijke bouwk.) deel van
een bouwwerk dat rond of halfrond van vorm is, bv. de steekkap in een tongewelf
2 (vestingb.) gedetacheerd
vestingwerk in de vorm van een bastion zonder courtine
courtine /kurtinә/
(de (v.); -s) (vestingb.) hoofdwal die twee bolwerken of bastions verbindt
44
De ene was mogelijk een witte topaas, geschraffeerd met zilveren rutielnaalden, de andere een ongeslepen
diamant, glinsterend als een in witgoud gevat suikerkristal.
(Christoph Ransmayr, Cox
of het verglijden van de tijd, 49)
rutiel (het;
g.mv.) (stofn.) hoofdzakelijk uit titaandioxide bestaand mineraal (levert een
gele verf voor het beschilderen van porselein) (rutilium)
45
Hele legers van steenhouwers, metselaars, opperlieden, timmerlui, baksteen- en dakpannenbakkers, en anderen,
die tijdens de eeuwen van de bouw waren bezweken aan uitputting, aan ziektes,
aan honger en geweld, had deze draak verslonden.
(Christoph Ransmayr, Cox
of het verglijden van de tijd, 177-178)
opperman (de
(m.); opperlui of opperlieden of -nen) helper van een metselaar, die specie
aanmaakt en kalk en stenen aanbrengt; – werkman bij de stratenmakers die stenen
en zand aanbrengt, de grond los- en gelijkmaakt enz.; – steenzetter (bij
dijkwerken)