wolkenfragmenten uit Bill Bryson, Een kleine geschiedenis van bijna alles
2676
Als de hemel wolkeloos is en
de maan niet te helder, sleept de Eerwaarde
Robert Evans, een rustig en opgewekt mens, een lijvige telescoop naar de
veranda achter zijn huis in de Blue Montains van AustraliĆ«, zo’n 80 kilometer
ten westen van Sydney, en doet iets heel bijzonders. (35)
2677
En daar, als de hemel onbewolkt
is en de maan niet te helder, vindt hij zijn supernova’s. (36)
2678
In werkelijkheid waren de bergen
van Peru vrijwel voortdurend in de wolken verborgen, zodat het team soms
weken moest wachten op een uurtje helder zicht. (55)
2679
Op de ochtend van de tweede
passage, 4 juni 1769, ontwaakte hij met prachtig weer, maar op het moment dat
Venus aan haar passage begon, gleed er een wolk voor de zon die daar
bijna net zo lang bleef als de passage duurde: drie uur, veertien minuten en
zeven seconden. (58)
2680
Op de terugweg legden ze aan op het
eenzaam in de Atlantische Oceaan gelegen vulkanische Sint Helena, waar ze de
Maskelyne ontmoetten, wiens waarnemingen ten gevolge van een bewolkte
lucht waren gedwarsboomd. (58-59)
2681
Het elektron cirkelt niet rond de
kern als een planeet om haar zon, maar het neemt daarentegen eerder het
vormeloze aspect van een wolk aan. (140-141)
2682
In 1941 bestudeerde de Engelse
wetenschapper C.T.R. Wilson wolkenformaties door regelmatig moeizaam
naar de top van Ben Nevis, een welbekende in nevelen gehulde Schotse berg, te
lopen, toen hij bedacht dat er een makkelijker manier moest zijn om wolken
te bestuderen. (155)
2683
Hoewel mensen van mijn leeftijd zich
de tijd zullen herinneren dat sterrenkundigen hoopten dat Venus onder haar wolkendek
leven zou kunnen huisvesten, misschien zelfs tropisch groen bezat, weten we nu
dat het een te woeste omgeving is voor enig leven dat we ons redelijkerwijze
kunnen voorstellen. (232-233)
2684
Als je de top van een onweerswolk
ziet vervloeien tot de bekende aambeeldvorm, kijk je naar de grens tussen de
troposfeer en de stratosfeer. (239)
2685
Een snelle lift zoals die in
moderne wolkenkrabbers wordt gebruikt, kan je daar in twintig minuten
brengen, hoewel je ten zeerste wordt afgeraden de tocht te maken. (240)
2686
Onder de juiste voorwaarden kunnen
onweerswolken tot een hoogte van 10 tot 15 kilometer stijgen en bevatten
ze opwaartse en neerwaartse luchtstromen van 150 kilometer per uur. Deze gaan
vaak samen, de reden waarom piloten er niet graag doorheen vliegen. In het
algemeen pikken de deeltjes bij een interne beroering van de wolk
elektrische ladingen op. Om redenen die niet helemaal zijn begrepen raken de
lichtere deeltjes positief geladen en worden door de luchtstromen naar de
bovenkant van de wolk gedreven. (243)
2687
Ze worden niet geassocieerd met wolkvorming
of wat dan ook dat met het oog of de radar kan worden gezien. (243)
2688
Lagedrukgebieden worden gevormd
door stijgende lucht, waardoor watermoleculen de lucht in worden gestuurd om
daar wolken en eventueel regen te vormen. Warme lucht kan meer vocht
vasthouden dan koude lucht, de reden waarom tropische en zomerstormen meestal
het zwaarst zijn. Daardoor worden lagedrukgebieden geassocieerd met wolken
en regen en voorspellen hogedrukgebieden zonneschijn en mooi weer. Als twee van
die gebieden elkaar ontmoeten, uit zich dat vaak in de wolken. Zo
ontstaan bijvoorbeeld stratuswolken – die onaantrekkelijke, karakterloze
wolkenmassa’s die ons die betrokken luchten geven – als het de
vochtdragende opwaartse luchtstroom aan vitaliteit ontbreekt om door de laag
van stabielere lucht daarboven te breken en het zich verspreidt, als rook die
het plafond bereikt. (244)
2689
Howard wordt nu voornamelijk
herinnerd omdat hij in 1803 de wolkenformaties hun naam gaf. (246)
2690
Howard verdeelde de wolken
in drie groepen: stratus voor de gelaagde wolken, cumulus voor
welgevormde wolken (in het Latijn betekent dit woord ‘opgestapeld’) en
cirrus (wat ‘gedraaid’ betekent) voor de hoge, ijle gevederde vormen die
meestal koeler weer voorspellen. Hieraan voegde hij later nog een vierde term
toe, nimbus (Latijn voor ‘wolk’), voor een regenwolk. De
schoonheid van Howards systeem was dat de basisbestanddelen vrijelijk konden
worden gecombineerd om elke formatie van voorbijdrijvende wolken te
beschrijven: stratocumulus, cirrostratus, cumulocongestus enzovoort. Het was
een onmiddellijk succes, en niet alleen in Engeland. De Duitse dichter Johann
von Goethe was zo door het systeem gegrepen dat hij vier gedichten aan Howard
opdroeg.
Aan Howards systeem is in de loop
der jaren veel toegevoegd, zoveel dat de allesomvattende, zij het weinig
gelezen International Cloud Atlas
twee delen beslaat, maar interessant is dat vrijwel alle namen voor wolkenformaties
van na Howard – mammatus, pileus, nebulosis, spissatus, floccus en mediocris
bijvoorbeeld – nooit door iemand buiten de meteorologie zijn opgepakt en, naar
me is verteld, ook daarbinnen nauwelijks. Even terzijde, de eerste, veel
dunnere uitgave van die atlas, in 1896 gepubliceerd, verdeelde de wolken
in tien basisvormen, waarvan de fraaist gevormde en het meest op een kussen
lijkende negende, de cumulonimbus* was. Dat lijkt de oorsprong van de uitdrukking
to be on cloud nine** te zijn.
Met uitzondering van die enkele
zware en dreigende aambeeldvormige donderwolk, is de gemiddelde wolk
in feite een vriendelijk en verrassend onlichamelijk geval. Een welgevormde
zomerse cumuluswolk met een omvang van een paar honderd meter bevat
mogelijk niet meer dan 100 tot 200 liter water; ‘voldoende om een badkuip mee
te vullen,’ zoals James Trefil opmerkte. Je kunt een idee van de onstoffelijke
aard van een wolk krijgen door in een normale mist te lopen, die in
feite niet meer is dan een wolk waaraan de wil tot vliegen ontbreekt. Om
opnieuw Trefil te citeren: ‘Als je 100 meter door een normale mistbank loopt,
kom je in contact met nog geen 8 kubieke centimeter water; niet eens genoeg
voor een behoorlijke slok.’ Daarom zijn wolken geen grote
waterreservoirs. Gewoonlijk hangt er niet meer dan zo’n 0,035 procent van het
zoete water op aarde boven ons hoofd.
___
* Als het je ooit is opgevallen hoe
prachtig helder en scherp omlijnd cumuluswolken vaak zijn in vergelijking
met andere wolken, dan is de verklaring daarvoor dat er bij een cumuluswolk
een duidelijke begrenzing is tussen het vochtige binnenste van de wolk
en de droge lucht daarbuiten. Elke watermolecuul die zich voorbij de rand van
de wolk waagt, wordt onmiddellijk door de droge lucht daarbuiten
vernietigd, zodat de wolk zijn scherpe rand behoudt. De veel hogere
cirruswolken bestaan uit ijs, en het gebied tussen de rand van de wolk
en de lucht daarbuiten is niet zo helder afgetekend, wat de reden is dat ze aan
de randen gewoonlijk vaag zijn.
** In het Nederlands: in de zevende
hemel. – vert. (247-248)
2691
Slechts een uiterst kleine
hoeveelheid – 0,036 procent – bevindt zich in meren, rivieren en reservoirs, en
een nog veel kleinere hoeveelheid – niet meer dan 0,001 procent – bestaat in de
vorm van wolken of damp. (254)
2692
Terwijl de aarde opwarmde had ze
misschien wel te maken met het onstuimigste weer ooit: met orkanen die zo
krachtig waren dat ze wolkenkrabberhoge golven veroorzaakten en
regenbuien van een onbeschrijfelijke dichtheid. (396)
2693
De gedachte hierachter is dat een
kleine opwarming de verdamping zou kunnen versnellen en het wolkendek
verdichten, wat op de hogere breedtes zou leiden tot een blijvender ophoping
van sneeuw. (398)