zondag 18 maart 2018

wolken 2676-2693


wolkenfragmenten uit Bill Bryson, Een kleine geschiedenis van bijna alles

2676
Als de hemel wolkeloos is en de maan niet te helder, sleept de Eerwaarde Robert Evans, een rustig en opgewekt mens, een lijvige telescoop naar de veranda achter zijn huis in de Blue Montains van AustraliĆ«, zo’n 80 kilometer ten westen van Sydney, en doet iets heel bijzonders. (35)

2677
En daar, als de hemel onbewolkt is en de maan niet te helder, vindt hij zijn supernova’s. (36)

2678
In werkelijkheid waren de bergen van Peru vrijwel voortdurend in de wolken verborgen, zodat het team soms weken moest wachten op een uurtje helder zicht. (55)

2679
Op de ochtend van de tweede passage, 4 juni 1769, ontwaakte hij met prachtig weer, maar op het moment dat Venus aan haar passage begon, gleed er een wolk voor de zon die daar bijna net zo lang bleef als de passage duurde: drie uur, veertien minuten en zeven seconden. (58)

2680
Op de terugweg legden ze aan op het eenzaam in de Atlantische Oceaan gelegen vulkanische Sint Helena, waar ze de Maskelyne ontmoetten, wiens waarnemingen ten gevolge van een bewolkte lucht waren gedwarsboomd. (58-59)

2681
Het elektron cirkelt niet rond de kern als een planeet om haar zon, maar het neemt daarentegen eerder het vormeloze aspect van een wolk aan. (140-141)

2682
In 1941 bestudeerde de Engelse wetenschapper C.T.R. Wilson wolkenformaties door regelmatig moeizaam naar de top van Ben Nevis, een welbekende in nevelen gehulde Schotse berg, te lopen, toen hij bedacht dat er een makkelijker manier moest zijn om wolken te bestuderen. (155)

2683
Hoewel mensen van mijn leeftijd zich de tijd zullen herinneren dat sterrenkundigen hoopten dat Venus onder haar wolkendek leven zou kunnen huisvesten, misschien zelfs tropisch groen bezat, weten we nu dat het een te woeste omgeving is voor enig leven dat we ons redelijkerwijze kunnen voorstellen. (232-233)

2684
Als je de top van een onweerswolk ziet vervloeien tot de bekende aambeeldvorm, kijk je naar de grens tussen de troposfeer en de stratosfeer. (239)

2685
Een snelle lift zoals die in moderne wolkenkrabbers wordt gebruikt, kan je daar in twintig minuten brengen, hoewel je ten zeerste wordt afgeraden de tocht te maken. (240)

2686
Onder de juiste voorwaarden kunnen onweerswolken tot een hoogte van 10 tot 15 kilometer stijgen en bevatten ze opwaartse en neerwaartse luchtstromen van 150 kilometer per uur. Deze gaan vaak samen, de reden waarom piloten er niet graag doorheen vliegen. In het algemeen pikken de deeltjes bij een interne beroering van de wolk elektrische ladingen op. Om redenen die niet helemaal zijn begrepen raken de lichtere deeltjes positief geladen en worden door de luchtstromen naar de bovenkant van de wolk gedreven. (243)

2687
Ze worden niet geassocieerd met wolkvorming of wat dan ook dat met het oog of de radar kan worden gezien. (243)

2688
Lagedrukgebieden worden gevormd door stijgende lucht, waardoor watermoleculen de lucht in worden gestuurd om daar wolken en eventueel regen te vormen. Warme lucht kan meer vocht vasthouden dan koude lucht, de reden waarom tropische en zomerstormen meestal het zwaarst zijn. Daardoor worden lagedrukgebieden geassocieerd met wolken en regen en voorspellen hogedrukgebieden zonneschijn en mooi weer. Als twee van die gebieden elkaar ontmoeten, uit zich dat vaak in de wolken. Zo ontstaan bijvoorbeeld stratuswolken – die onaantrekkelijke, karakterloze wolkenmassa’s die ons die betrokken luchten geven – als het de vochtdragende opwaartse luchtstroom aan vitaliteit ontbreekt om door de laag van stabielere lucht daarboven te breken en het zich verspreidt, als rook die het plafond bereikt. (244)

2689
Howard wordt nu voornamelijk herinnerd omdat hij in 1803 de wolkenformaties hun naam gaf. (246)

2690
Howard verdeelde de wolken in drie groepen: stratus voor de gelaagde wolken, cumulus voor welgevormde wolken (in het Latijn betekent dit woord ‘opgestapeld’) en cirrus (wat ‘gedraaid’ betekent) voor de hoge, ijle gevederde vormen die meestal koeler weer voorspellen. Hieraan voegde hij later nog een vierde term toe, nimbus (Latijn voor ‘wolk’), voor een regenwolk. De schoonheid van Howards systeem was dat de basisbestanddelen vrijelijk konden worden gecombineerd om elke formatie van voorbijdrijvende wolken te beschrijven: stratocumulus, cirrostratus, cumulocongestus enzovoort. Het was een onmiddellijk succes, en niet alleen in Engeland. De Duitse dichter Johann von Goethe was zo door het systeem gegrepen dat hij vier gedichten aan Howard opdroeg.
Aan Howards systeem is in de loop der jaren veel toegevoegd, zoveel dat de allesomvattende, zij het weinig gelezen International Cloud Atlas twee delen beslaat, maar interessant is dat vrijwel alle namen voor wolkenformaties van na Howard – mammatus, pileus, nebulosis, spissatus, floccus en mediocris bijvoorbeeld – nooit door iemand buiten de meteorologie zijn opgepakt en, naar me is verteld, ook daarbinnen nauwelijks. Even terzijde, de eerste, veel dunnere uitgave van die atlas, in 1896 gepubliceerd, verdeelde de wolken in tien basisvormen, waarvan de fraaist gevormde en het meest op een kussen lijkende negende, de cumulonimbus* was. Dat lijkt de oorsprong van de uitdrukking to be on cloud nine** te zijn.
Met uitzondering van die enkele zware en dreigende aambeeldvormige donderwolk, is de gemiddelde wolk in feite een vriendelijk en verrassend onlichamelijk geval. Een welgevormde zomerse cumuluswolk met een omvang van een paar honderd meter bevat mogelijk niet meer dan 100 tot 200 liter water; ‘voldoende om een badkuip mee te vullen,’ zoals James Trefil opmerkte. Je kunt een idee van de onstoffelijke aard van een wolk krijgen door in een normale mist te lopen, die in feite niet meer is dan een wolk waaraan de wil tot vliegen ontbreekt. Om opnieuw Trefil te citeren: ‘Als je 100 meter door een normale mistbank loopt, kom je in contact met nog geen 8 kubieke centimeter water; niet eens genoeg voor een behoorlijke slok.’ Daarom zijn wolken geen grote waterreservoirs. Gewoonlijk hangt er niet meer dan zo’n 0,035 procent van het zoete water op aarde boven ons hoofd.
___

* Als het je ooit is opgevallen hoe prachtig helder en scherp omlijnd cumuluswolken vaak zijn in vergelijking met andere wolken, dan is de verklaring daarvoor dat er bij een cumuluswolk een duidelijke begrenzing is tussen het vochtige binnenste van de wolk en de droge lucht daarbuiten. Elke watermolecuul die zich voorbij de rand van de wolk waagt, wordt onmiddellijk door de droge lucht daarbuiten vernietigd, zodat de wolk zijn scherpe rand behoudt. De veel hogere cirruswolken bestaan uit ijs, en het gebied tussen de rand van de wolk en de lucht daarbuiten is niet zo helder afgetekend, wat de reden is dat ze aan de randen gewoonlijk vaag zijn.
** In het Nederlands: in de zevende hemel. – vert. (247-248)

2691
Slechts een uiterst kleine hoeveelheid – 0,036 procent – bevindt zich in meren, rivieren en reservoirs, en een nog veel kleinere hoeveelheid – niet meer dan 0,001 procent – bestaat in de vorm van wolken of damp. (254)

2692
Terwijl de aarde opwarmde had ze misschien wel te maken met het onstuimigste weer ooit: met orkanen die zo krachtig waren dat ze wolkenkrabberhoge golven veroorzaakten en regenbuien van een onbeschrijfelijke dichtheid. (396)

2693
De gedachte hierachter is dat een kleine opwarming de verdamping zou kunnen versnellen en het wolkendek verdichten, wat op de hogere breedtes zou leiden tot een blijvender ophoping van sneeuw. (398)