de winter van 2018 – 37
133 – Al is het bij momenten een taaie brok, of, juister,
een niet aflatende stroom waarin het naar adem happen geblazen is (het is meer
een vloed dan een volume), toch heb ik Europa
van Tim Parks met heel veel genoegen tot mij genomen – zoals dat dan
plechtig, zo beeld ik mij in, in al wat meer gedateerde recensies wordt gezegd:
iemand neemt een boek tot zich, hij nuttigt het, het lijkt wel een soort van
transsubstantiatie. Maar goed, dat terzijde. (Van recensies gesproken: Parks’
boek bevat een behartenswaardige, tot de toekomstige recensent gerichte,
aansporing tot zelfrelativering: ‘In plaats van haar enthousiasme te delen of
op z’n minst te tolereren (…), bevestig je gewoon wat een agressief en hopeloos
bitter persoon je bent door het boek te beoordelen naar maatstaven die
misschien uitsluitend de jouwe zijn (…)’.)
Parks’ roman heeft mij doen denken aan De zelfmoordclub van Arto Paasilinna omdat het daar ook gaat over
een groepsreis met een autobus – maar daar houdt de gelijkenis op. Park is veel
serieuzer, zijn humor is niet zo grotesk en doorzopen, in elk geval veel
Britser dan die van de Fin. En zijn schriftuur kan mij veel meer boeien: in
deze tekst gebeurt van alles, Parks toont zich een meester in het bespelen van
meerdere registers tegelijk. ’t Is bij momenten echt wel een hoogstandje, hoe
hij verschillende verhalen en stemmen en tijdsniveaus door elkaar laat lopen
zonder dat je daar het noorden bij kwijtraakt. Het is nochtans niet evident
want op een bus zitten heel wat personen, en om die allemaal uit elkaar te
houden…
De bus rijdt van Milaan naar Straatsburg. Hij wordt bevolkt
door een belangengroep: onderwijzend personeel dat in het Europees Parlement
een zaak te bepleiten heeft. Dat is het kader, het raamwerk. Daarbinnen zet
Parks zijn schilderij op en hij doet dat zoals elke goede schilder: hij vult
het vlak niet in van linksboven tot rechtsonder, maar hij zet zijn tekening en
eerste grondlagen op meerdere plekken tegelijk aan, en bouwt zo op, steeds
meerstemmig en met het totaalbeeld voor ogen, er goed over wakend dat tussen de
verschillende zones op zijn schilderij voortdurend een nieuwsgierig makende
spanning blijft bestaan. Maar je moet er wel je aandacht bij houden – en je
daarbij ‘verwonderen over het
buitengewone vermogen van een brein dat dit allemaal tegelijk kan doen’.
Europa, de roman
van Parks dus, heeft veel lagen. Europa zelf natuurlijk, ik bedoel het
economisch-geopolitieke gegeven, maar ook: de Griekse mythologie, de Bijbel, de
verhouding tussen de seksen, eenzaamheid (‘een solipsistische wereld van
ondraaglijke densiteit’), seks en liefde (‘Haar stem heeft nooit meer hetzelfde
geklonken sinds de dag dat ik niet meer in haar geloofde.’; ‘(…) dat hij het
ergste bedrog pleegt van al, en dat is niet in een vreemd bed duiken (…), maar
in de steek laten, in de steek laten’; ‘(…) omdat het toch onvoorstelbaar is
dat twee mensen bijna twintig jaar samenleven en dan uitsluitend ergernis
kunnen uitwisselen (…)’; (…) hoe verliefd we toen waren, hoe sterk we toen
geloofden dat we verliefd waren, wat hetzelfde is denk ik’) – en nog een stuk
of wat andere citaten.
Europa gaat ook over ouder worden met een onverwerkt
verleden, met alles wat daarbij komt kijken (wrok, spijt, weemoed), enzovoort:
‘een intensiteit die nooit meer hervonden of herhaald kan worden’; er is geen
terugkeer mogelijk naar ‘de dagen waarin ze het altijd met me eens was, waarin
ik het altijd met haar eens was’. En hier komt alles samen: de illusie van de
liefde en de illusie van de Europese constructie met haar amechtige,
geforceerde identiteit; het persoonlijke verhaal en het verhaal van dat
continent, dat inderdaad oud is en beverig en bijziend zichzelf nog probeert op
te rekken, overeind gehouden in een stellage van regels en wetten en
instellingen: ‘Deze busreis (…) staat geheel en al symbool voor een algemeen
fenomeen van de westerse wereld’.
(En kijk, daar, in dat thematische samengaan van liefde
enerzijds en een geopolitieke constructie anderzijds, valt een parallel te
ontwaren met Het
Belgisch huwelijk van Marc Reugebrink.)