lees hier van bij het begin
De ontdekking van de onwetendheid
De voorbije vijfhonderd jaar is de invloed van Homo sapiens op de wereld enorm
toegenomen: ‘de menselijke bevolking is veertien keer zo groot geworden, de
productie 240 keer zo groot en de energieconsumptie 115 keer’. Transport,
verlichting, digitalisering, steden, ruimtevaart, geneeskunde, de atoombom: de menselijke
verwezenlijkingen zijn niet te overzien. Na de cognitieve en de agrarische
revolutie heeft de wetenschappelijke revolutie de mens veel nieuwe
mogelijkheden geschonken, inclusief de mogelijkheid om een einde aan alles te
stellen. In de wetenschappelijke revolutie is een monsterverbond tussen
wetenschap, economie en politiek ontstaan.
De moderne wetenschap onderscheidt zich van vroegere vormen
van kennis doordat zij uitgaat van het besef van onwetendheid (in tegenstelling
tot premoderne kennistradities zoals boeddhisme, christendom, islam en
confucianisme, die beweerden alles wat essentieel was voor de mens te weten –
wat niet geweten was, was triviaal). Dit besef wordt met – altijd voorlopige –
theorievorming op basis van waarneming en wiskundige afleiding bestreden; op
basis van die nieuwe theorieën worden nieuwe technologieën ontwikkeld waarmee
de waarneming nog meer kan worden verfijnd.
Als elke wetenschappelijke kennis hypothetisch is en in
principe voorlopig, rijst de vraag hoe de wetenschap kan worden ingeroepen om
een samenleving samen te houden. (Terwijl de oude samenleving-vormende mythen
door diezelfde wetenschap worden weggerationaliseerd.) Wat rechtvaardigt het
‘bijna religieus geloof in technologie en wetenschappelijke onderzoeksmethoden,
dat tot op zekere hoogte het geloof in absolute waarheden heeft vervangen’?
Empirische waarnemingen en waarnemingen op basis van
experimenten worden met behulp van wiskunde samengebracht in theorieën. Dit
begon in 1687 met Newton, die met zijn Philosophiae
Naturalis Principia Mathematica aantoonde ‘dat het grote boek van de natuur
geschreven is in de taal van de wiskunde’. Tegenwoordig worden ook de theorieën
van ‘geesteswetenschappen’ zoals taalkunde en psychologie onderworpen aan
wiskundige toetsingen en statistiek.
Niet waarheid maar bruikbaarheid maakt voortaan de waarde
van wetenschap uit. Kennis is macht, wist Francis Bacon al in 1620. Maar de
band tussen wetenschap en technologie werd pas na de industriële revolutie
onlosmakelijk, om in het huidige militair-industrieel-wetenschappelijk complex
helemaal samen te vallen – waarmee meteen ook de waardenvrijheid van de
wetenschap op losse schroeven komt te staan. Regeringen en bedrijven subsidiëren
de geldverslindende labo’s niet omdat die de ‘zuivere’ waarheid willen helpen
ontsluieren over hoe de wereld werkelijk in elkaar steekt. Ze doen dat omdat ze
geloven ‘dat er politieke, economische of religieuze doelen mee gediend kunnen
worden’. Tegenwoordig spelen wetenschap en de eruit voortvloeiende
technologieën de hoofdrol in gewapende conflicten. Voorheen waren dat
strategie, logistiek en numerieke sterkte.
De wetenschappelijke verwezenlijkingen, vertaald in nieuwe
technologieën met behulp waarvan onoplosbaar gewaande problemen en kwalen de
wereld uit konden worden geholpen, versterkten het geloof in het
vooruitgangsideaal. De spectaculaire vermindering van ‘biologische armoede’, het
gebrek aan voedsel en onderdak, is wellicht een van de grootste
verwezenlijkingen. Het probleem van de dood is vooralsnog niet beslecht. Eraan
ontkomen was – en is nog altijd – onmogelijk, dus concentreerde mee de
intellectuele inspanningen op het verlenen van zin eraan. Tegenwoordig zijn er
wetenschappers die in elke mogelijke doodsoorzaak een technisch feilen
onderkennen, waarvoor dus een technische oplossing mogelijk moet zijn. De
gemiddelde levensverwachting is aanzienlijk gestegen en de kindersterfte is
aanzienlijk teruggedrongen. ‘Genetici hebben onlangs de levensverwachting van Caenorhabditis elegans-wormen weten te
verzesvoudigen.’ ‘Project Gilgamesj’ zet nu technologie in om het eeuwig leven
te realiseren. De dood is in elk geval al uit de meeste ideologieën en religies
verdreven.
De wetenschap zelf heeft geen controle op datgene waarvoor
de wetenschap dient. Die doelen worden bepaald door religie en ideologie, die
hun weerslag vinden in politiek en economie. Twee grote krachten hebben de
wetenschap in grote mate gestuurd: imperialisme (hoofdstuk 15) en kapitalisme
(hoofdstuk 16). ‘De vicieuze cirkel van wetenschap, grootmacht en kapitaal kan
gerust worden beschouwd als de voornaamste motor van de laatste vijfhonderd
jaar van onze geschiedenis.’