wolkenfragmenten uit Christoph Ransmayr, Cox of het verglijden van de tijd
2694
(…) wanneer dan
eindelijk, na vele uitputtende uren, weer een jonk in het gladde water van de
volgende kanaalsectie gleed en daar de wolkenspiegelingen verscheurde,
sloegen alle slepersliederen om in hoeragebrul. (20)
2695
En zo had de Sirius, na drie weken
op de rede van Háng Zhōu, omgevlogen met pogingen om romp en tuigage op te
lappen – telkens ruw onderbroken door wolkbreuken en heftige winden uit
het oosten en zuidoosten – uiteindelijk koers gezet richting Yokohama (…) (23)
2696
Toen de vloot eind november op een
ijskoude, onbewolkte dag aanlegde in Běijīng, bedekte een glinsterende
vacht van rijp de kale bomen langs de route van de met goudgeel brokaat beklede
pier naar het centrum van de grootste stad ter wereld. (34)
2697
De dreigende logenstraffing van hun
gunstige weersvoorspellingen hadden ze willen verhinderen en daarom hadden ze
een wolkenmuur, die dagenlang bleef hangen voor het Shāngebergte,
beschoten met vuurwerkraketten vol zilverzout. Door dat zilverzout hoog boven
de bergtoppen uit te strooien hadden ze de wolkenmassa’s open willen
splijten (…) (42)
2698
(…) dit kleurenspel
aan een wolkeloze hemel had hij beschouwd als een klimatologische
eigenaardigheid, strikt voorbehouden aan de geografische breedtezone van Běijīng.
(42)
2699
Alleen dan kon hij namelijk
tegelijk met de gevoelsimpressies van een opera ook de voorbijtrekkende wolken
aanschouwen (…) (44)
2700
Was het niet om razend van te
worden dat een almachtige met een voorliefde voor windstillen dagen en zonbeschenen
wolkenpartijen zo’n gesloten hemel boven zijn residentie niet simpelweg
uiteen kon rijten om de flarden vervolgens te laten verstrooien door alle
winden? (44)
2701
Ratelend rolde er opeens, alsof op
dit moment inderdaad een bedrijf van een toneelstuk ten einde was gekomen, een
met lotusbloemen beschilderde zonwering voor het venster, en die verving het
winterse tafereel dat zich afspeelde in de buitenlucht door geborduurde
bloesems, een ijsvogel, oeverriet en voorbijscherende wolken: Joseph
Kiang had de jaloezie laten zakken om alles wat er buiten eventueel nog te zien
zou zijn te onttrekken aan elke mogelijke blik uit de werkplaats. (50)
2702
De hoven en parken lagen er kaal
bij, slechts hier en daar door sneeuwresten gevlekt, onder een vaak wolkeloze
hemel. (66)
2703
Nog voor het einde van deze winter,
op zijn allerlaatst tijdens het aanstaande voorjaar, zou dit in witgoud,
platina, sterlingzilver en geborsteld staal uitgevoerde model van een jonk met
masten en zijzwaarden zijn uitgebouwd tot een windklok om het tijdsverloop van
ee kind aan te geven: een vaartuig omspeeld door golven van gevlochten
zilverdraad en lood, met metaalkleuren die herinneringen moesten oproepen aan
schakeringen van ijs en sneeuw, mist en vederwolken, donsveren en
onbeschreven vellen papier of simpelweg aan de onschuld. (68)
2704
(…) die binnenhof
bleef verlaten en verzonk, toen er eindelijk sneeuw, sneeuw en nog eens sneeuw
viel die niet meer smolt, in een wit dat (als een bespotting van de monochromie
van het zilveren schip) in de loop van een winterdag de kleur kon aannemen van
de ongenaakbare hemel, van wolken en zelfs van de ijzergrauwe rook die
in slierten van de puntig gebogen daken van de paviljoens en paleizen door de
leegte woei. (72)
2705
Want de Grote Draak, zoals de muur
door de verbeeldingswereld van het volk kronkelde, sloeg met zijn vurige tong
waterdamp en wolkenkastelen uit de wateren van de Gele Zee, terwijl hij
duizenden mijlen verderop met zijn pik de zandduinen van de Gobiwoestijn opzweepte
tot zandstormen… (93)
2706
Daar kroop de muur langs steile
afgronden omhoog naar bergruggen en toppen, om van die hoogten even steil weer
af te dalen, vaak dwars door een wolkendek, naar een diepgroene
rotsachtige wildernis daarbeneden.
(98)
2707
(…) in zijn na al
die eeuwen nog altijd wijd open ogen spiegelden zich de golvende wolkengebergten
van de hemel, waar tijdens deze feestelijke wedkamp de bloedrode vloten der
drakenboten doorheen gleden. (118)
2708
(…) hij had die
bouwwerken tot gedichten gemaakt en hut en steen omgezet in poëzie: / het Paviljoen voor het Beluisteren van de
Waterval bijvoorbeeld, / de Brug van
de Dennenwind, / de Wolkenpoort
van het Morgenrood, / de Tempel van
de Bloesemziel, / het Paviljoen voor
het tot Vrede Brengen van Verre Gebieden… (133)
2709
De stoet van wolkenschepen
en nevelsluiers moesten ze bewonderen, en de vederwolkjes, de
boodschappers van de sterren! (144)
2710
Het zou een wolkeloze
zomerse hete dag worden. (152)
2711
Elk watersnoer was een draad die de
wolken en het firmament vastnaaide aan tuinen en rivieren, steden en
zeeën, alles wat zich uit het duistere binnenste van de aarde omhoog drong naar
het licht. (167)
2712
Een barometer maakte namelijk een
soort blik in de toekomst mogelijk, door met het stijgen en dalen van de
kwikzilverkolommen inzicht te bieden in de wolken, windkracht en
dreigende stormgevaren. (174)
2713
Door klimaat of plaatselijke
weersomstandigheden veroorzaakte verschillen in luchtdruk zouden er altijd
blijven, zolang het schild van de atmosfeer de aarde beschermde tegen
meteorieten en andere projecten uit het heelal, zolang er wolkenschepen
door het blauw van dit schild zeilden, zolang de moessonregens hele werelddelen
bevloeiden en vruchtbaar maakten, zolang passaatwinden de zeilen van
koopvaarders en oorlogsbodems bol bliezen. (175)
2714
Maar hoe heet en benauwd het aan de
werkbanken ook werd, toen de zon na een heftige stortbui toch weer door het wolkendek
brak en het licht met een oogverblindende schittering weerkaatste in het water
van de vijver, nu volledig van blaadjes schoongewist, toch begon Cox opeens te
kleumen van de kou. (190)
2715
De Almachtige had de zomer bevolen
niet te eindigen. En de zomer gehoorzaamde: hoewel een fijne motregen soms
dagenlang aanhield en hoewel het licht, dat door de laag overtrekkende wolken
een loodgrijze kleur had aangenomen, nu zelfs de gouden daken van Jehol van hun
glans beroofde. En hoewel de lange Gingko-allee, die zeven paviljoens met
elkaar verbond en naar het idee van zijn ontwerper de kronkelige weg beschreef
van een draak, zijn herfstig saffraangeel al begon te verliezen en de kronen
van sommige andere, tegelijk met Jehols ommuring verrezen bomen al kaal
begonnen te worden. En hoewel het diepe, haast op nachtelijk donker gelijkende
blauw van de Mongoolse hemel nog maar zelden en slechts in smalle banen of
vluchtige wakken tussen de wolken verscheen. (193)
2716
(…) de klok was een
te delicaat geheel, te kwetsbaar en even moeilijk te vervoeren als een berg,
een meer of een wolk (…) (194)
2717
Jehol was al geruime tijd verdwenen
achter de glooiende heuvelruggen, waarboven kuddes witte wolken zweefden. (232)
2718
Op de vierde dag na de afreis van
de Engelse gasten – een stormachtige dag die gewijd was aan de jadekeizer Yù
Huáng, Heerser van Alle Goden – had zich een driedubbel kordon opgesteld rond
het Paviljoen van de Vier Bruggetjes: een woud van lansen, van glanzende, naar
de wolken wijzende naalden, dat bereid was zelfs de hemel op afstand te
houden. (232)