de winter van 2018 – 39
135 – De nieuwe roman van Julian Barnes, Het enige verhaal, gaat – zoals altijd
in ernstige literatuur – over de kwesties die er écht toe doen in het leven. En
bij Barnes zijn dat: de liefde, hoe het leven loopt en wat je eraan kunt doen,
de autobiografische herinnering, de rekeningen die worden opgemaakt in het
aanschijn van de naderende ouderdom en dood, de mogelijkheid om fouten te
herstellen. Daar ga ik voor zitten, en voor een auteur die op een
oorspronkelijke manier een boeiend verhaal vertelt waarin hij deze zaken
aankaart, doe ik mijn hoed af. Julian Barnes is zo’n auteur – en hij schrijft
uit het hart: de door hem aangekaarte kwesties worden ook voor hemzelf steeds
dringender en dwingender, sinds met het heengaan van zijn vrouw en met de eigen
ouderdom de dood steeds nadrukkelijk bij hem is komen aankloppen. Barnes is 72,
en op de foto kijkt hij mij waardig en wijs, maar toch ook met angst en
strengheid in de ogen.
Je hebt maar één leven, je hebt maar één verhaal. Er is,
welbeschouwd, slechts één cruciaal moment in je persoonlijke geschiedenis –
daar hangt alles van af. De chronologie van het leven is onverbiddelijk.
‘Eerste liefde bepaalt een leven voor eens en altijd, daar ben ik in de loop
der jaren wel achter gekomen.’ Hoe die eerste liefde ook afloopt – of blijft
bestaan – zij tekent alles wat daarna komt, zij werpt ‘een schaduw (…) over al
zijn latere relaties’. ‘Je zult altijd met een open wond blijven rondlopen.’ We
zitten allemaal met een rugzak, en die is gevuld op een manier die wij op het
moment zelf dat hij gevuld raakte nooit konden overzien: ‘ik geloof nu wel dat
wanneer twee geliefden elkaar tegenkomen, er al zoveel voorgeschiedenis is dat
er alleen nog bepaalde uitkomsten mogelijk zijn’.
Je neemt op een bepaald moment een beslissing die alles zal bepalen,
tot je je laatste zucht hebt uitgeblazen. Het is trouwens een adembenemend
inzicht: mocht je het op het moment zelf weten hoe belangrijk dat moment is, je
zou totaal geparalyseerd zijn en niet durven te bewegen.
Met Het enige verhaal brengt Barnes de gefingeerde biografie van Paul Roberts. Als 19-jarige jongeman speelt deze Paul Roberts in zijn tennisclub een gemengd dubbel met de dubbel zo oude en – ongelukkig – getrouwde Susan MacLeod. De affaire begint als vanzelf, spontaan, quasi onschuldig. Maar de gevolgen zijn niet te overzien. En neen, het loopt niet goed af. Drank speelt een verwoestende rol en Pauls enige verhaal tekent hem voor zijn leven.
Overigens is de aanwezigheid van alcohol niet zonder
betekenis. Als er een verband bestaat tussen liefde en waarheid, in die zin dat
‘leven in liefde leven in waarheid is’, dan bestaat er ook een rechtstreeks
verband tussen alcohol en leugen. Barnes laat de jonge Paul Roberts het
volgende syllogisme opstellen: ‘Alle
alcoholisten zijn leugenaars. (…) Alle
geliefden spreken de waarheid. (…) Dus
is de alcoholist het tegenovergestelde van de geliefde.’
Maar een mensenleven later is Paul al genuanceerder. Hij
heeft ‘te veel voorbeelden van geliefden gezien, die allerminst in waarheid
leefden, maar juist in een fantasiewereld waarin zelfbedrog en
zelfverheerlijking hoogtij vierden, en realiteit nergens was te bekennen’. En
bovendien, zo weet hij nu, is alcoholisme ‘stellig net zo obsessief – net zo
absolutistisch – als liefde’.
Barnes schrijft heel nadrukkelijk in retrospectief. Niet dat
hij het verleden in al zijn details wil reconstrueren – integendeel, dat
interesseert hem eigenlijk niet: ‘ik ben het verleden aan het terughalen, niet
aan het reconstrueren. Dus gaan we ons niet te veel met de rekwisieten
bezighouden.’ Waar het hem om te doen is, is de eigenheid van dat terugblikken:
wat betekent het terug te blikken, hoe zie je de dingen en het leven als je
achteruitkijkt? Wat is de eigenheid van de ouderdom en van de eventueel
opgedane wijsheid?
‘Ik probeer u geen verhaal te verkopen, ik probeer u de
waarheid te vertellen.’ En die waarheid, laat Barnes het aan gin verslingerde
nevenpersonage Joan zeggen, ‘is niet aardig. Daar kom je gauw genoeg achter als
het leven er echt gaat in hakken.’
Ik geef een voorbeeld van wat ik bedoel met dat
retrospectieve. Paul Roberts herinnert zich hoe hij als jongeman tegen ouderen
aankeek. Een oude man moet bruusk remmen wanneer Paul de straat oversteekt. De
oude man draait zijn raampje naar beneden en scheldt Paul de huid vol. Paul
stapt naar de auto toe. Hij ziet de ‘stomme rode bejaardenoren’ van de man. ‘U
kent dat soort oren wel, heel vlezig, met haren die naar buiten groeien.’ Paul
spreekt de man toe: ‘U bent eerder dood dan ik’, en slentert dan ‘zo irritant
mogelijk’ weg. Nu is Paul zelf oud en hij herinnert zich het voorval. Hij merkt
dat hij jonge mensen zou willen beschermen. ‘Ik wil hen behoeden voor wat de
wereld hun waarschijnlijk gaat aandoen, en wat ze elkaar waarschijnlijk gaan
aandoen. Maar dat is natuurlijk niet mogelijk. Mijn zorg is niet vereist en hun
vertrouwen is waanzinnig.’
En met de ouderdom treedt een zekere mildheid in. Paul begint
te begrijpen waarom stellen bij elkaar blijven ook al is de liefde al lang
uitgedoofd: ze hebben maar één verhaal, hun enige
verhaal, en schrikken ervoor terug om er afstand van te nemen en het in te
ruilen voor een autobiografische leegte. Vandaar ook dat Paul zich instemmend herinnert
dat iemand zei ‘dat ze haar verwachtingen naar beneden had bijgesteld, omdat je
dan waarschijnlijk minder teleurgesteld zou worden’. Hij begint zich af te
vragen ‘of er iets te zeggen valt voor mínder voelen’ (en hopelijk ziet u het
accent op de i niet over het hoofd).