woensdag 2 december 2015

vierenvijftig 52


© rr


25 november 2015

woensdag

Ik heb er echt genoeg van, ik ben het beu, beu, beu. De manier waarop we met die georchestreerde angstpsychose in een houdgreep worden gehouden, dat is echt niet fraai meer. Het is ook niet eerlijk want er is geen weerwoord mogelijk. Als je zegt dat het allemaal overdreven is, ben je niet respectueus ten aanzien van de slachtoffers in Parijs, en ook niet ten aanzien van de toekomstige slachtoffers – want die zullen zeker nog vallen. Mocht er nog iets gebeuren in Brussel, zal het zijn van ‘Zie je wel’ en ‘We hebben erger voorkomen’. Als er niets gebeurt, zal het natuurlijk te danken zijn aan alle voorzorgsmaatregelen – al zal dat nooit kunnen bewezen worden. Altijd prijs! Je ziet hoe mensen zich vanwege die houdgreep inhouden om zich tegen de angst te verzetten. Linkse politici zitten in de tang. En die van rechts spinnen garen bij de situatie. De minister van Binnenlandse Zaken is electoraal aan het kapitaliseren. En de burgemeester van Antwerpen, die wacht heel strategisch zijn moment af. We zullen hem nog wel horen. Maar nu nog niet, nu nog niet. Eerst moet de massa nog een tijdje sudderen in de psychose. Ja, ik ben het beu. Meer in het algemeen ben ik die hele berichtgeving beu. Je kunt geen radio of televisie op zetten, bijna op gelijk welk moment, of het is van ‘veiligheidsniveau zo- en zoveel’ of ‘terreurdreiging’ of ‘huiszoekingen’, enzovoort. Op het internet gonst het al dagen van de meningen, en ik doe er zelf aan mee en dat staat me meer en meer tegen. Ik ga ermee stoppen. Ik ga mij volledig voor alles afsluiten wat met politiek en klimaat en ‘de toestand’ te maken heeft. Ik word er ziek van. Ik ga voortaan enkel nog natuurobservaties schrijven, of licht absurdistische verhaaltjes zoals Didier Van De Steene dat zo goed kan. Robert Walser of Jules Renard of Nescio of die man van het Roelof Hartplein achterna, hoe heette hij ook alweer. Jan Arends. Arends schreef uitermate verticaal gezette gedichten en sprong uiteindelijk uit het raam. Of neen, ik schrijf stukjes à la Pierre Plum, met telkens een mix van hoge en lage cultuur. Ironische, soms licht sarcastisch angehauchte huistafereeltjes met uitzicht op de vredige Moerbeekse Vaart waarin af en toe een meerkoet langspeddelt. En daar dan een sausje Heidegger of Arendt over. Dat wordt bij mij een uitzicht op het Visartpark, met zijn kauwen en eksters en af en toe een Vlaamse gaai. Wacht, ik haal er een boek bij uit mijn bibliotheek, iets wat een beetje prestige aandraagt: een maxime van La Rochefoucauld of van Cioran, een verhaal van Tsjechov of een observatie van Voskuil. Lichtvoetig worden die stukjes dan, onbezwaard door de werkelijkheid in het boze buiten. Ik sla dat boekje met maximes van La Rochefoucauld dat ik hier in huis heb even open en haal er een willekeurige uit: nummer 209, ‘Wie zonder dwaasheid leeft, is niet zo wijs als hij wel denkt.’ Mag je verwachten van iemand die de waanzin in zijn naam draagt. ¶