‘Als een Miezervrouw kwaad wordt, lacht ze natuurlijk, maar
haar haar, wenkbrauwen, wimpers worden tomaatrood. Je kunt een Miezervrouw haar
leeftijd schatten aan zoiets, want als zij jong is en het haarkleur-wisselen
nog niet goed geleerd heeft, blijft het haar roze. Als zij rouwen, bijvoorbeeld
als de zon opgaat en zij merken dat er heel veel van haar zusters gesneuveld
zijn, wordt het haar pikkezwart met zilveren stipjes.’
‘En als zij content zijn?’
‘Grasgroen.’
‘Als zij jaloers zijn, als Zuster Kris?’
‘Geel. De kleur van een eidooier.’
Hugo Claus, Het
verdriet van België, 69