zondag 15 maart 2015

los ingeslagen 207



(15 september 2001)


Ik bracht een boom die vorige week omviel in Ryckevelde in verband met de ingestorte torengebouwen in New York. Het gaat mij daarbij uiteraard niet om het loutere feit dat deze twee gegevens zich in de tijd dicht bij elkaar bevinden. Het gaat om een niet uit enige rationele analyse te achterhalen surplus aan betekenis dat uit die bijna gelijktijdigheid lijkt voort te spruiten. Er zijn de boom en de torens, en er is de tijd waarin die beide gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, maar er is ook de betekenis die aan die quasi gelijktijdigheid wordt toegekend – en om die betekenis gaat het hier. Wat voor een betekenis is dat? Rationalisten zullen zeggen: het is toeval, en daar valt verder niets over te zeggen. Wie op een of andere manier magisch denkt, zal geneigd zijn om aan méér te denken. Ik ‘betrap’ mezelf erop dat ik geneigd ben – in dit voorbeeld maar ook in talloze andere – om magisch te denken. Waarom? Omdat de met rationaliteit te vatten feitelijkheid niet volstaat om mijn verlangen naar zin te vervullen. Zonder magisch denken blijven tal van feitelijkheden zinloos of zinledig. Hier stuiten we op de grens tussen wetenschap (het herleiden van feitelijkheden tot wetmatigheden of, als dat niet gaat, toevalligheden) en magie of kunst (het zich vastklampen aan en het opwaarderen van het samenvallen van feitelijkheden in tijd of ruimte, van nabijheden). De bekoring van het magisch denken bestaat erin dat het – op een vreemde (niet rationele) manier – troost verschaft. De gedachte dat er zich áchter de feiten een zinvollere werkelijkheid schuilhoudt, die af en toe, door bepaalde coïncidenties of synchroniciteiten, naar voren treedt en waarneembaar wordt (altijd plots, onvoorspelbaar, ‘toevallig’ en maar voor heel even), lijkt een onmisbare aanvulling te bieden voor wie met een één-op-één-verklaring van de werkelijkheid geen vrede kan of wenst te nemen.

(Dit naar aanleiding van Patricia de Martelaeres uiteenzetting over het verschil tussen rationalist Freud en magisch denker Jung in ‘ET phone home’, in Wereldvreemdheid, 58-79. Uiteraard staat de hele problematiek van de ‘epifanie’ en van wat A.F.Th. van der Heijden ‘leven in de breedte’ noemt, hiermee in verband. En van het ‘zien’ bij Rilke. Zin is er niet, zin moet je construeren. En dat construeren is wellicht de essentie van kunst, of van een op ‘artistieke’ wijze tegen de werkelijkheid aankijken.)