maandag 9 maart 2015

los ingeslagen 205

(14 september 2001)


Ik denk na over deze notities. Ik vraag me af waarover ik kan schrijven zonder mezelf hol in de oren te klinken. Het aantal onderwerpen, of beter, het aantal soorten onderwerpen, rubrieken eigenlijk, is beperkt. Ik kan schrijven over: mezelf, mijn omgeving, de wereld, wat ik lees.

Over mezelf schrijven doe ik niet graag. Afgezien van het feit dat het me tegenstaat in mijn eigen psyche en relatie te wroeten en die gedachte mij zelfs afschrikt, heb ik niet het gevoel dat ik voldoende interessante dingen meemaak om er veel woorden aan vuil te maken. Mijn leven is te saai om aan het papier toe te vertrouwen, om er een dagboek mee te maken. Wat is dat trouwens, ik? Over welk ik zal ik het hebben? (En welk ik is het dan, dat het over het ik zou hebben?) Het ‘bewust ik, dat een artificiële en krampachtige constructie is, bedoeld om het hoofd te bieden aan de eisen van de werkelijkheid en de samenleving’ of het ‘dieperliggend, chaotisch en ontembaar ik, gevormd door lust en moordlust, fantasie en brute seksualiteit, destructie en perversie’? (Patricia de Martelaere, ‘ET phone home’, in Wereldvreemdheid, 62) Alleen al het kiezen tussen die twee mogelijkheden lijkt mij onoverkomelijk. Het eerste ik lijkt mij te onbelangrijk om over te schrijven, het tweede vertegenwoordigt een mijnenveld waar zelfs ‘ik’ in zou verdwalen. En nog iets: schrijven over het ik roept de vraag op voor wie er wordt geschreven – wat het allemaal nog complexer maakt.

Observaties van mijn omgeving (de kinderen, het bos, de hond) opschrijven, leidt al vlug – zo leert de ervaring want ik heb het vroeger heel veel gedaan – tot meligheid. Het kan hoogstens een oefening zijn in precies observeren en noteren. Maar: is de tijd van oefenen niet voorbij?

Schrijven over de wereld staat me tegen omdat ik mij er goed van bewust ben dat ik niet veel verder geraak dan clichés en gemoraliseer. Ik ben op bijna veertigjarige leeftijd voltairiaan geworden en tuinier het liefst in mijn eigen tuin, en dat leidt dan weer tot bezwaar nummer twee. Niets is zo saai als iemand die beschrijft wat er in zijn ‘tuin’ gebeurt.

Rest te schrijven over en naar aanleiding van wat ik lees. Dat lijkt het enige wat echt nog in aanmerking komt. Daar wil ik mij dus nog aan wagen. Misschien kan ik daar onrechtstreeks iets mee kwijt over de rubrieken één tot en met drie.

Ik zou natuurlijk nog een andere rubricering kunnen overwegen: feiten, emoties, ideeën.

Daar moet ik maar eens een volgende keer over nadenken… Dan moet ik wellicht rekening houden met wat Patricia de Martelaere over emoties schrijft, in het essay ‘Een tikkeltje minder menselijk’ (Wereldvreemdheid, 40-48).