woensdag 11 maart 2015

mijn woordenboek 412



AUTOMATISCH



De levensloop van een mens wordt soms veraanschouwelijkt door middel van een didactisch-overzichtelijke tekening: een peuter kruipt over de grond, een kind beklimt de eerste treden van trap, een jongeling wordt de man die boven op de uitkijk staat en het vervolg laat zich raden. Of er is het raadsel: wat heeft eerst vier benen, vervolgens twee en uiteindelijk drie?

Het leven is ook een begankenis in de verhouding met automatismen, een geschiedenis van wisselende overheersingen daardoor.

We komen schreeuwend ter wereld – althans, dat is het eerste wat van ons verwacht wordt en als we er niet aan beantwoorden, is het al meteen van billenkoek. De schreeuw waarmee wij de wereld verwelkomen is al even vanzelfsprekend als de kreten van bewondering waarop de wereld ons onthaalt – al zijn wij op dat voor de omstaanders heuglijke ogenblik niet veel meer dan een kluit modder en bloed, de uitwas van een rib die de pijn uit onze moeder heeft gewrikt.

Baby’s worden geconditioneerd tot peuters, kleuters, kinderen. De grootste kwestie die in het geding lijkt, is: niet nadenken. Doe wat van je wordt gevraagd en stel geen vragen. Doe het vanzelf. Smeer geen kak aan de muur, eet je prakje op, prik dat eendje uit het blad en liefst volgend de lijnen, poets je tanden en spreek met twee woorden. Doe het automatisch en zeg u.

Dan komt het denken en wordt alles problematisch – wat zou je anders met dat denken doen. Je denkt automatisch, trouwens – maar daar zitten we op een metaniveau. Ten aanzien van de dingen die je bedachtzaam doet, verlies je onnadenkendheid. Waar je vroeger van iedereen de gelijke was: alle baby’s smeren hun kak niet aan de muur, alle peuters eten hun prakje…, daar treedt nu iets heel bijzonders in: de hang naar originaliteit, het product van het alles ter discussie stellen.

De volwassenheid is in essentie niet veel meer dan een poging om met deze hang om te gaan. Zelden komt er iets werkelijk oorspronkelijks uit voort. Dat kan frustrerend zijn.

De terugkeer van de automatismen biedt de oplossing voor dit ongemak. Oud geworden mensen vinden een soelaas in sleur en bereiden zich zodoende metterdaad voor op de dood. Ik weet het, dit is een reductionistische kijk.

De oude dag biedt weinig vernieuwingen – als die er door omstandigheden toch komen, worden ze op misnoegdheid onthaald. De meeste ouderlingen zijn honkvaste gewoontedieren. De maandag komen er spruitjes op tafel met varkensvlees, de dinsdag worst met rode kool, de woensdag macaroni met hesp en kaassaus, de donderdag kip met appelmoes, de vrijdag vis, de zaterdag een spaghetti (omdat dan de kleinkinderen komen) en de zondag is er, na De Zevende Dag, friet met biefstuk. De variaties op dit strakke schema zijn op de vingers van de handen van twee lichamen te tellen. En dan nog van één.