woensdag 18 maart 2015

driekleur 178



Hij ging het café weer binnen. Met zijn grote, rode hoofd tegen de ruit gedrukt keek hij naar me. De rook van de pijpen en de sigaretten hulde de klanten aan de bar in een gele mist en dat grote rode hoofd werd door de wasem van zijn adem op het glas, ook steeds vager.

Het was donker. Het tijdstip waarop Denise thuiskwam, als ze tenminste haar huiswerk op school maakte. Welke weg volgde ze? Ik was vergeten het aan de cafébaas te vragen. In die tijd was er minder verkeer en de platanen vormden een bladerdak boven de quai d’Austerlitz. Zelfs het station verderop leek zonder meer op dat van een stad in het Zuidwesten. En door de Plantentuin en de donkere schim en de zware stilte van de Wijnhal maakte de buurt een nog rustiger indruk.

Ik betrad het huis via de voordeur en deed het licht aan. Een gang met op de vloer zwarte en grijze, ruitvormige oude plavuizen. Een stalen vloermat. Brievenbussen tegen de gele muur. En nog steeds die reuzelgeur.

Patrick Modiano, De straat van de donkere winkels, 100-101