Appelpluk
Het scrotum van zijn vader, dat micro-universum waaruit het
snelste zwemmertje was voortgekomen dat in mama’s reeds vier keer op de proef
gestelde vulva zijn eerste – en meteen ook laatste – race op leven en dood had
gewonnen en op die manier tot zijn bestaan als vijfde telg zou leiden, was
natuurlijk zelf ook maar een speelbal van het toeval geweest. Of daarvan een
aanhangsel. Een onderdeel. (Gek, zo realiseerde hij zich, dat hem schier
compulsief de flauwste woordspelingen voor de geest kwamen wanneer hij aan zijn
vaders edele delen dacht, wat hem niet zo vaak overkwam. Maar zo was het, en
niet anders.) Evengoed als hijzelf had zijn vader er net zo goed niet kunnen geweest
zijn – zoals dat ten andere van iedereen kan worden gezegd. Een in zijn
algemeenheid nietszeggende en overbodige waarheid. Want we zijn er nu eenmaal
wél.
Hoe heilzaam, dat besef van volstrekte overtolligheid, van
werkelijk totale contingentie! En toch, en toch: tegenover de schijnbare willekeur
van de bevlekte conceptie staat het denkbeeld dat ons individuele bestaan reeds
in al zijn details besloten ligt in de eerste bliksemschicht die het aminozuur
in brand stak (of hoe ging dat nu ook alweer precies in die antediluviale
wereld), waardoor het kolven- en retortenloze demiurgenexperiment volkomen uit
de hand liep. Aarde, Lucht, Vuur en Water (hier in alfabetische volgorde)
gingen met elkaar kettingverbindingen aan en het spel van leven en laten leven zat
voorgoed op de wagen. Ruimtevaartorganisaties en sterrenkundige instellingen investeren
op dit eigenste ogenblik astronomische bedragen om in heel het universum naar
sporen van die verbindingen te speuren, ten einde onze ontologische eenzaamheid
te lenigen.
Vader was als middelste geboren in een gezin van drie. Vader
had twee broers, en zijn jongste zoon, spil van dit relaas, had dus, aan die
kant van zijn familie, twee ooms.
Gehad. Een vader en twee ooms gehad.
De drie broers waren namelijk gestorven. En wel in
omgekeerde volgorde. Vaders oudere broer, Louis, was het langst blijven dralen op
dit ondermaanse tussen de onverschillige sterren en planeten. Zijn hart brak in
de winter van 2015, tijdens een uitputtende hoestbui die het gevolg was van een
banaal incident: Louis had zich verslikt in een stuk appel. Deze domme dood vertoonde
een méér dan verontrustende thematische parallel met het verscheiden van
Gaspard, de jongste van de drie. Gaspard was een decennium eerder, in zijn
eenenzestigste levensjaar, tijdens de appelpluk van zijn te wankel opgestelde
ladder gevallen. Hij had, als de nooit tevredene die hij altijd was geweest,
iets te ver gereikt naar het onbereikbare en had daarbij dezelfde wetten van
evenwicht en zwaartekracht die de sterren in hun banen hielden getart. De god
van de fruitpluk strafte hem meedogenloos voor zijn roekeloos graaien: pas na
vijf onbeweeglijke en zeer pijnlijke uren van uiterste wanhoop en eenzaamheid in
het alsmaar natter wordende gras onder de appelboom en naast de gevallen ladder
te hebben gelegen, werd hij gevonden door zijn jongste zoon. Willem, zo heette
Gaspards jongste zoon, was die dag helemaal niet van plan geweest om zijn vader
op te zoeken in de afgelegen tuin achter het grootouderlijke huis, maar hij had
‘iets’ gevoeld, zoals hij op de begrafenis enige tijd na zijn huiveringwekkende
vondst weinig eloquent de ingrijpende gebeurtenis evoceerde, en was dus toch
maar eens ‘gaan kijken’. Zijn moeder had net de tijd rijp geacht om alarm te
slaan. Twee weken na zijn vaders val wist Willem zijn moeder ervan te overtuigen
dat haar gevelde echtgenoot met zijn frenetieke ooggeknipper wilde beduiden dat
de stekker eruit mocht omdat hij een leven als onomkeerbaar verlamde plant niet
zag zitten.
En tussen die twee broers had dus zijn vader geleefd, en was
hij ook gestorven. Op zijn tijd, als tweede. Maar dat is een ander verhaal.