wolkenfragmenten
uit John Updike, Een huwelijk in
afleveringen
1412
‘(…) Kilometers boven ons
hoofd’ – ze staarde omhoog, alsof ze naar een wolk of de zon keek –
‘hing Manhattan Bridge, en hij hield maar vol dat het de luchtspoorweg was.
(…)’ (16)
1413
Er was voor die dag, die bewolkt
aanbrak, zonnig weer voorspeld, en hij droeg een zomerkostuum dat zijn verhitte
huid omhulde in een wegglijdende, gewichtloze irrealiteit. (57)
1414
Het bleef bewolkt en fris. (59)
1415
We werken ons naar buiten door het
waterdichte schot; een verblindend stuk lucht glijdt boven ons op zijn plaats,
voorzien van tijdelijke, tijdloze wolken. (113)
1416
Hij herinnerde zich een opmerking van
Rodin, dat een vrouw die zich uitkleedde was als de zon die door de wolken
breekt. De toenemende bewolking van de middag liet schaduwen over het
gazon glijden en polijstte het taaie gras. (136)
1417
Op de vloer lag noch hoogpolig tapijt
noch kapot parket, er waren zwart-witte tegels als in een schilderij van
Vermeer; hij keek naar het raam, zag de wolkenkrabber en wist dat dit
hem zou bevallen. De wolkenkrabber, die zich al jaren bevond in een
zwevende, beroemde toestand van onvoltooidheid , was een mooie ramp, beroemd
omdat hij een ramp was (er bleef steeds maar glas uit vallen) en rampzalig
omdat hij mooi was: de architect had een visioen gehad. (159-160)
1418
Het enige wat hij zich kon herinneren
was de vloer en het uitzicht op de blauwe ramp met de weerspiegelde wolken
die dwars door het oppervlak dreven. (161)
1419
Hij had ook nu weer een soort metgezel
gevonden, een enkele indrukwekkende toeschouwer – de blauwe wolkenkrabber.
Hij voelde zijn aanwezigheid voortdurend.
Hij zag er in zijn blauwheid groener uit
dan de lucht. Enige tijd vond Richard het vreemd dat de wolken die erin
werden weerspiegeld in dezelfde richting dreven als de wolken erachter.
(…) Hij zag dat een spiegel die ermiddenin zou worden gezet, de beweging van
een leger niet zou veranderen; en vaak paste de helft van een weerspiegelde wolk
precies aan de helft van een andere wolk achter het gebouw, zodat ze als
één geheel bewogen, doorboord door de condensstreep van een straaljager als
door een pijl van Cupido. (162-163)
1420
Op een keer liep hij naar de voet van de
blauwe wolkenkrabber, zijn metgezel en getuige. (165)
1421
Toen het gesprek eindelijk was
afgelopen, zijn minnares voldoende gerustgesteld, moest hij met zijn blik steun
gaan zoeken bij zijn levenloze, reusachtige vriend, die aan één kant al mauve
verkleurde, aan de andere kant nog hemelsblauw was, met vage strepen van
weerspiegelde cirruswolken. (166)
1422
Toen ze haar hand in het zonlicht bij
het raam hield, draaide er een planetenstelsel van regenbogen door de kamer en
gaf signalen, stelde hij zich voor, aan de wolkenkrabber. (166)
1423
De dag had geen lucht en geen wolken,
alleen een mist van schaduwloos licht om de bakstenen van Brattle Street en de
witte torenspitsen van Harvard en de dikke auto’s die werden gestoofd in de
teerachtige straten. (177)
1424
Aan de overkant van de rivier hingen de
rookkleurige wolkenkrabbers van Boston als stilgevallen fonteinen. (182)