wolkenfragmenten
uit August Strindberg, Inferno
1291
Er is weinig verkeer in deze mooie
straat, de grote laan met kastanjebomen is van een stralend groen, breed en
kaarsrecht als een renbaan, met aan het einde precies in het midden de
Davidszuil en in de verte verheft zich boven alles uit de koepel van het
Panthéon met zijn gouden kruis dat tot in de wolken reikt. (25)
1292
Op de vensterruit staan de initialen van
mijn naam geschilderd: A.S., zwevend op een zilverwitte wolk, met
daarboven een regenboog. Omen accipio
want het doet mij denken aan Genesis waar geschreven staat: ‘Mijn boog stel ik
in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen mij en
de aarde.’ (25)
1293
Alleen het hoofd is afgebeeld, boven een
wolk, met een paar gekruiste knoken zoals ze op grafstenen aangetroffen
worden. (75)
1294
De geelgrijze ochtendschemering en de
sepiakleurige wolk nemen vreemde monsterachtige vormen aan die mijn
vertwijfeling nog vergroten. (102)
1295
Als ik de volgende morgen in Klam
aankom, waar de roze kamer voor me gereed staat, zie ik boven het huis van mijn
tante een draakvormige wolk drijven. Bovendien vertelt men mij dat de
bliksem een dorp vlak in de buurt in brand heeft gezet en dat in onze gemeente
een wolkbreuk de hooibergen heeft verwoest en de bruggen heeft
weggevaagd. (125-126)
1296
Dan breekt er plotseling, zonder dat er
een wolkje aan de lichtblauwe hemel te zien was geweest, een storm los. (149)
1297
Op hetzelfde moment breekt de sinds
weken bedekte hemel open en door een spleet in de wolken dringt een
lichtbundel de eetkamer binnen, schijnt op mijn gezicht, het tafellaken, het
servies. (158)
1298
Tijdens de twee minuten die ik erover
doe om naar huis te lopen pakken de wolken zich in de meest grillige
vormen samen; in het oosten waar het oplicht is de hemel groen, smaragdgroen
als een weide in de zomer. (158)
1299
De zon schijnt op het landschap met zijn
eindeloze horizonten en over de witte toppen van de Alpen, die één zijn met de wolken. (166)