vrijdag 16 januari 2015

op verhaal 12



Cocktail

Zo. De kop is eraf. Dit ritme moet ik zien aan te houden. Ik neem me voor stukken van telkens een vijfhonderdtal woorden te schrijven – dat is hapklaar, beheersbaar, overzichtelijk. Drie kwartier of hooguit de duur van een treinrit tussen Brugge en Brussel (of omgekeerd) heb ik nodig om een eerste versie te schrijven, het afwerken doe ik later wel. Ik neem mij voor om zo vaak mogelijk dergelijke stukken te schrijven, op deze manier, in deze omstandigheden. Ik zie wel waar ik uitkom.

Dat is vaak het probleem geweest. Aanheffen zat, maar nooit een structuur om in voort te werken. Om eerst een groot kader te scheppen waarvan ik vervolgens de vakjes inkleur, mis ik het overzicht, de verbeeldingskracht. Ik ben een spurter, een columnist. Ik loop geen marathons. Ik ben geen romancier met een lange adem en het vermogen om eindjes touw te laten slingeren waarmee ik pas vele tientallen bladzijden verderop een mooie strik knoop. Neen, het moet snel. Ik neem een flinke hap adem, duik in het bad en kom aan de overkant weer boven water. Proestend en met natte haarslierten in mijn ogen, maar tevreden dat ik de oversteek heb gemaakt. En als ik op adem ben gekomen, neem ik weer een hap en stoot me met mijn voeten af tegen de zwembadrand, ik houd mijn armen gestrekt voor me uit, maak van mijn biddende handen een spoel en wapper met mijn voeten tot ik te snel vertraag, ik maak een paar schoolslagbewegingen en kijk, we zijn weer vijfhonderd woorden verder.

Portrait of an artist (Pool with two figures), 1972
De zon schijnt op het turquoiseblauwe zwembadwater. Ik moet denken aan de schilderijen en polaroids van David Hockney. Bestaat ook op film. Jonge adonissen springen in het zwembad. Niet turquoise maar zwart-wit. Een witte vlek in een donkere toef schaamhaar. Het turquoise moet je erbij denken maar dat is niet moeilijk want je kent de polaroids en de schilderijen. De jonge jongens zwemmen naar elkaar toe. De blik van de cameraman erotiseert – en wij erotiseren mee. Kijk, daar komt er nog eentje aangelopen. Hij durfde eerst niet maar denkt nu waarschijnlijk: dit moment is te mooi, ik mag dat niet laten liggen, het komt nooit meer terug. En hij springt – zijn splash is bigger – in het bad en zwemt naar de twee andere naakte jongens toe. Natte haarslierten. Schutterig gelach. Het cameraoog. De schuifdeur van de bungalow waarbij dit openluchtzwembad hoort, staat open. Hoor ik daar het geklingel van cocktaillepels en ijsblokjes?


Dit is een wereld die ik niet ken. Maar die ik wel zou willen kennen, natuurlijk. Ik heb nooit iets dergelijks meegemaakt. De beelden, en de sfeer die zij oproepen, ken ik alleen maar van de reclamefilmpjes waar ik graag mag naar kijken vooraleer in de cinema de film begint. Een stel jongelui, allemaal puntgaaf en perfect, geen jeugdpuistje te veel – avondzon, een luchtballon. Witte gebitten, witte bikini’s. In de hoge glazen wordt Martini geserveerd, of Baccardi. De lens fadet out op een gelukkig stel en nog één keer schuift de merknaam over het scherm.