Cocktail
Zo. De kop is eraf. Dit ritme moet ik zien aan te houden. Ik
neem me voor stukken van telkens een vijfhonderdtal woorden te schrijven – dat
is hapklaar, beheersbaar, overzichtelijk. Drie kwartier of hooguit de duur van
een treinrit tussen Brugge en Brussel (of omgekeerd) heb ik nodig om een eerste
versie te schrijven, het afwerken doe ik later wel. Ik neem mij voor om zo vaak
mogelijk dergelijke stukken te schrijven, op deze manier, in deze
omstandigheden. Ik zie wel waar ik uitkom.
Dat is vaak het probleem geweest. Aanheffen zat, maar nooit
een structuur om in voort te werken. Om eerst een groot kader te scheppen
waarvan ik vervolgens de vakjes inkleur, mis ik het overzicht, de
verbeeldingskracht. Ik ben een spurter, een columnist. Ik loop geen marathons.
Ik ben geen romancier met een lange adem en het vermogen om eindjes touw te
laten slingeren waarmee ik pas vele tientallen bladzijden verderop een mooie
strik knoop. Neen, het moet snel. Ik neem een flinke hap adem, duik in het bad
en kom aan de overkant weer boven water. Proestend en met natte haarslierten in
mijn ogen, maar tevreden dat ik de oversteek heb gemaakt. En als ik op adem ben
gekomen, neem ik weer een hap en stoot me met mijn voeten af tegen de
zwembadrand, ik houd mijn armen gestrekt voor me uit, maak van mijn biddende
handen een spoel en wapper met mijn voeten tot ik te snel vertraag, ik maak een
paar schoolslagbewegingen en kijk, we zijn weer vijfhonderd woorden verder.
Portrait of an artist (Pool with two figures), 1972 |
De zon schijnt op het turquoiseblauwe zwembadwater. Ik moet
denken aan de schilderijen en polaroids van David Hockney. Bestaat ook op film.
Jonge adonissen springen in het zwembad. Niet turquoise maar zwart-wit. Een
witte vlek in een donkere toef schaamhaar. Het turquoise moet je erbij denken
maar dat is niet moeilijk want je kent de polaroids en de schilderijen. De
jonge jongens zwemmen naar elkaar toe. De blik van de cameraman erotiseert – en
wij erotiseren mee. Kijk, daar komt er nog eentje aangelopen. Hij durfde eerst
niet maar denkt nu waarschijnlijk: dit moment is te mooi, ik mag dat niet laten
liggen, het komt nooit meer terug. En hij springt – zijn splash is bigger – in het
bad en zwemt naar de twee andere naakte jongens toe. Natte haarslierten.
Schutterig gelach. Het cameraoog. De schuifdeur van de bungalow waarbij dit
openluchtzwembad hoort, staat open. Hoor ik daar het geklingel van
cocktaillepels en ijsblokjes?
Dit is een wereld die ik niet ken. Maar die ik wel zou
willen kennen, natuurlijk. Ik heb nooit iets dergelijks meegemaakt. De beelden,
en de sfeer die zij oproepen, ken ik alleen maar van de reclamefilmpjes waar ik
graag mag naar kijken vooraleer in de cinema de film begint. Een stel jongelui,
allemaal puntgaaf en perfect, geen jeugdpuistje te veel – avondzon, een
luchtballon. Witte gebitten, witte bikini’s. In de hoge glazen wordt Martini
geserveerd, of Baccardi. De lens fadet out op een gelukkig stel en nog één keer
schuift de merknaam over het scherm.