zaterdag 17 januari 2015

los ingeslagen 194


Terreurnieuwsconsumptie

Er is iets grondig mis met onze journalistiek. Ik vertel geen nieuws daarmee – ‘nieuws’! – maar ik voel toch de noodzaak me even te bezinnen over hoe de gebeurtenissen van de voorbije week, vanaf de aanslag op Charlie Hebdo in en rond Parijs, over de terreur in Nigeria en de grote betogingen in heel Frankrijk, tot en met de antiterreuractie in Verviers, bij mij zijn binnengekomen. Want er zat toch een evolutie in dat binnenkomen: waar ik, ontzet en bezorgd, alles meteen wilde weten over de aanslag in Parijs, sloot ik me volledig af voor de berichtgeving over Verviers.

Wat was er intussen gebeurd? Ik zet een paar mediafeiten op een rijtje. Want ja, naast de werkelijkheid, is de manier waarop de media die werkelijkheid in beeld brengen op zichzelf zo belangwekkend geworden, dat je inderdaad kunt aan berichtgeving over de berichtgeving doen. En dat op zich is natuurlijk al bedenkelijk want uiteraard komt die metaberichtgeving de slagkracht van de oorspronkelijke berichtgeving niet ten goede – we zien dat de media ook op die manier steeds nadrukkelijker een muur optrekken tussen het ‘nieuws’ en de nieuwsconsument.

*

1. Politieke recuperatie

De avond zelf van de dag (7 januari 2015) waarop de aanslagen in Parijs en omgeving plaatsvonden, kreeg de tandem De Wever-Doornaert in Reyers Laat op Canvas een podium om de gebeurtenissen schaamteloos te recupereren. Om te beginnen was al onduidelijk waarom uitgerekend die twee commentaar kwamen leveren – op grond van welke expertise? Ze kregen ook nauwelijks weerwerk. De Wever permitteerde zich, de lijken in Parijs waren nog niet koud, om te stellen dat sp.a en PVDA uit electorale overwegingen veel te vriendelijk waren met de zich radicaliserende allochtone gemeenschap.

Politieke recuperatie was er ook op de manifestatie in Parijs op zondag 11 januari, waar anderhalf miljoen welmenenden moesten dulden dat vooraan in de optocht een paar wereldleiders zich aan schaamteloze hypocrisie te buiten gingen.

Conclusie: journalisten hebben de plicht waakzaam te zijn voor politieke recuperatie.

2. Het nieuws dat er geen nieuws is

Tijdens de gijzelneming in Dammartin-en-Goële probeerde een ploeg van de VRT, samen met tientallen andere televisieploegen, zo dicht mogelijk de onheilsplek te naderen. Meer nieuws dan gelijk wie die op dat ogenblik zijn Facebook had openstaan, konden zij uiteraard niet vinden, maar de investering moest return genereren en dus mocht de journaliste, kapsel door wind en regen gemolesteerd, vertellen over haar vergeefse zoektocht naar nieuws en hoe zij daarbij door de Franse politie werd gedwarsboomd.

Dirk Draulans hekelde dit zinloos jagen op nieuws ’s anderendaags in een vlijmscherp stuk en hij had, wat mij betreft, overschot van gelijk.

Conclusie: het nieuws dat er geen nieuws is, is geen nieuws en zou dus niet als nieuws mogen behandeld worden.

3. Zwijgen is een krachtig signaal

Na enkele dagen vroeg literatuurjournalist Dirk Leyman zich luidop af waarom de reactie van onze Vlaamse schrijvers uitbleef. Hadden zij dan niets te vertellen over de gebeurtenissen, over het radicalisme, over de clash tussen religies en over de manier waarop wij met dat alles moeten omgaan? Stefan Hertmans diende Leyman op Facebook (en later in de krant) van antwoord met een pleidooi voor nadenken en zwijgzaamheid. Er is al genoeg debat en misschien is het beter te wachten tot het stof is gaan liggen vooraleer zich als schrijver, als auteur van een bedachtzaam oeuvre, uit te spreken. Hertmans: ‘Een schrijver moet alleen spreken wanneer hij iets aan het debat kan toevoegen, niet wanneer hij zichzelf aan het debat wil toevoegen.’

Conclusie: de media moeten hun veel te snelle tempo niet aan iedereen die wenst na te denken opdringen.

4. Geloof niet alles wat u wordt voorgespiegeld

In een krachtig en provocerend artikel legt Jonathan Cook de vinger op onze lichtgelovigheid. Geleid door onze emoties en door wat de media, die zich al evenzeer, en steeds nadrukkelijker, laten leiden door emoties, worden wij meegesleurd in visies en versies die vaak meer op gissingen dan op fact check zijn gebaseerd. Wij zien voor waarheid aan wat wij plausibel achten – maar de waarheid is vaak niet plausibel. Cook toont aan dat het helemaal niet zo zeker is dat de gewonde, op de grond liggende politieagent met een schot door het hoofd is afgemaakt. En hij waarschuwt voor de valstrik van de complottheorie.

Conclusie: de feiten, en niets dan de feiten.

5. Onvrede over de berichtgeving

Ik had mij dus de avond van de gebeurtenissen in Verviers voor elke berichtgeving afgesloten. Het was eventjes genoeg geweest, ook al omdat ik geschokt was door de algemene onverschilligheid, ook de mijne, voor de gebeurtenissen in Nigeria. Ik had nood aan langzame lectuur en divertissement. Toen ik tegen middernacht nog eens Facebook raadpleegde, trof mij vooral de teleurgestelde, om niet te zeggen verbolgen toon van de reacties op de berichtgeving die zich in de loop van de avond had verspreid.

Conclusie: laat ons voortaan misschien meteen kritisch zijn voor de werkwijze van de media, en niet pas na een infobombardement van een week.

*

De gretigheid waarmee wij dit soort nieuwsfeiten consumeren, is gekend bij de media. In hun ijver om er allemaal als eerste op te zitten, bezondigen zij zich aan een overkill, die op de een of andere perverse manier een infotainmentachtig karakter krijgt. Wat bikkelharde criminaliteit en, zoals sommigen zeggen, zelfs oorlog is, neemt de structuur aan van een drama. Er zijn daders, slachtoffers, getuigen, experts… De feiten worden van zo nabij mogelijk in beeld gebracht. We zien online mensen sterven. We creëren helden. We proberen een exemplaar van de volgende Charlie Hebdo te bemachtigen, ook al wisten we voorheen niet eens dat dat tijdschrift bestond en al zouden we ons altijd hebben geërgerd aan de soms deplorabele kwaliteit van de cartoons die erin staan. Dan volgen de complottheorieën en de massarituelen. Je suis Charlie: de hedendaagse vorm van samenhorigheid en het buikgevoel waarover niet al te veel moet worden nagedacht. En uiteindelijk is er de kater. We weten dat we dit alweer aan het vergeten zijn, dat we in het beoordelen van het belang van de gebeurtenissen niet altijd de juiste inschatting hebben gemaakt, dat we bij de eerstvolgende gelegenheid zullen merken dat we afgestompt zijn en vermoeid, en we sluiten ons af. En we kunnen ons volledig overgeven aan een soort van metacomplottheorie, namelijk deze die stelt dat dit hele circus is opgezet om ons bang te maken, opdat we kritiekloos repressieve maatregelen zouden slikken. Ik voel bij mezelf ook de neiging om een dergelijke metacomplottheorie aan te hangen, maar verzet me er tegen. Wat ik wel geloof, is dat onze politici maar al te goed beseffen dat ze garen kunnen spinnen bij deze situatie. Ze proberen zich te ontdoen van de luizen in de pels, en spannen zich niet al te veel in om de groeiende angstgevoelens te onderdrukken.

En dan is er nog een zesde punt.

6. De vrije meningsuiting

Sommigen zeggen: de vrijheid van meningsuiting kan niet anders dan absoluut zijn en ze verwijzen naar het Amerikaanse grondwetartikel. Anderen vinden dat er grenzen aan moeten worden gesteld. Ik bezie het en vraag me af: zou het kunnen dat in beide kampen de positie ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting hoofdzakelijk door de eigen houding ten aanzien van religie en het sacrale wordt bepaald? Wie gelooft in God (of de Profeet) kijkt op een andere manier tegen het recht op blasfemie aan dan wie ongelovig is. Beiden hebben wat mij betreft evenveel recht van spreken, maar misschien moeten zij aanvaarden van elkaar dat zij over hetzelfde op een ándere manier wensen te spreken. Als de voorstanders van een absolute vrijheid van meningsuiting tegelijk ook voorvechters zijn van diversiteit en multiculturalisme, moeten zij dan niet ook de eigenheid van diegenen die zij willen respecteren… respecteren? Bovendien: is de smaak-, stijl- en fatsoensvraag helemaal uit den boze? Is het onredelijk te veronderstellen dat de norm voor het aanvaardbare voortdurend moet genegotieerd worden, geval per geval, in plaats van hem al op voorhand te verabsoluteren? Ik weet dat dit zoiets als een herrschaftsfreie Kommunikation vergt (want de dialoog zal altijd door iemand, en dus door iemand met eigen normen, moeten geleid worden), maar een situatie veroorzaken waarin een groot deel van de bevolking zich weerloos aan de schoffering van zijn identiteitskern moet blootstellen, lijkt me toch ook verre van ideaal.

Conclusie: er is geen conclusie, ik moet hier nog grondiger over nadenken.