woensdag 21 januari 2015

op verhaal 16


Meisjeskamer

We hadden het over de kinderen en hoe goed ze het wel doen. Eentje zoekt zijn weg in de muziek: keyboards, arrangementen, opnametechnieken. Geen toekomst verzekerd maar kiezen voor creativiteit heeft een hoge prijs. Aanmoedigen!, zou ik zeggen, er is nog tijd genoeg voor het juiste spoor. De andere doet aan psychologie en treedt daarmee in voetsporen. De appel en de boom. Zolang ze maar geen filosofie doen – haha! Ja, als ie maar geen voetballer wordt! En de derde? Internationaal recht. Tja, haar eerste keuze, kunstgeschiedenis, vond ze maar niets: al die stijlen en scholen en strekkingen. En dan dat archeologisch graven en delven in verre verledens. Een vriendin haalde haar de hedendaagse geschiedenis binnen. En zo belandde ze bij: internationaal recht. Meer bepaald: oorlogsrecht. Moet kunnen! We hebben er eentje in huis wiens muziek de zeden verzacht, en een ander die van buiten moet leren welke oorlogshandelingen wanneer en in welke omstandigheden oorbaar zijn. De middelste legt zich op het bemiddelen toe.

Altijd leuk te kunnen vaststellen dat de kinderen het goed doen. Het was een aangename avond. Of ik het goed vond dat ik in Margots kamer overnachtte. Ze zat nu toch in Pristina, op stage met de Verenigde Naties. Die komt vanavond niet meer thuis, dus dat moet wel lukken. Ja, zei mijn gastheer. Gisteren nog liet Margot weten dat het koud is in Pristina, ook in de huizen van de mensen. Er stond na de oorlog niets meer overeind. Het heden is er meedogenloos. Geeft het niet dat je kamer niet verwarmd is?, vraagt mijn gastvrouw. Ik zal in haar kamer met plezier solidair zijn, antwoord ik.
We gaan de krakende trap op.

En nu ga ik indiscreet zijn want ik kan niet anders dan een blik werpen in deze meisjeskamer. Ik zie hoe er op de blankhouten kleerkast een meisjeshoofd met lang sluik haar getekend is. Er staat een songtekst bij gegrift. Ik zie boven het bed waar ik zal slapen opschriften op de onderkant van de bovenslaper: namen van meisjes met drie kusjes ernaast. Op het prikbord concerttickets, cadeauverpakkingslinten, naamkaartjes van studiedagen. Een kattenbelletje, in het Engels gesteld. ‘Take care!’ En foto’s, veel foto’s van lachende en gelukkige meisjes, allemaal onscherp. De foto’s onscherp, bedoel ik. De meisjes hebben ideale maten en lachen hun witte tanden bloot. En dan de boekenplank. Tolkien, De Bel en de Stieg Larsson-trilogie maar ook Tender Is The Night van Scott Fitzgerald. De keurig gerijde volumes zien er gelezen uit. En bovenop de ladekast naast het bed ligt een studieboek over oorlogsrecht waarin vele regels met fluo zijn bewerkt. Een plectrum. Mapjes met foto’s waarin ik uiteraard niet spiek. Een elastiekje om een kapsel bij elkaar te houden. Een digitale reiswekker. Enkele cd’s: Red Hot Chili Peppers, Eddie Vedder (Into the Wild), een uitvoering van de cellosuites van Bach. Een over vele jaren uitgespreid eclecticisme. 

Nu ja, ‘vele jaren’. Hoeveel jaren liggen er tussen kindertijd en volwassenheid? Het is nauwelijks een zucht, een rimpeling in de tijd.

Ik kruip onder de dons en heb geen idee van lief en leed die in deze kamer hebben huisgehouden. Of misschien toch wel een beetje. Ik hoop dat je zacht slaapt, daar in het koude Pristina.