Planetoïde
Ik voel me soms als een planetoïde, je weet wel, zoals er
vorige week eentje vlakbij ons passeerde. Ja, de 2004 BL86. Kijk, hier heb je haar
(’t is inderdaad een vrouwelijk iets) – zij bestaat want er bestaat een foto
van. Neen, zoveel kun je er nu ook weer niet van zien.
Zei ik vlakbij? Tja, vlakbij was dat nu toch ook weer niet.
Drie keer de afstand tussen Aarde en Maan is niet bij de deur. 1,2 miljoen
kilometer. Maar in astronomisch perspectief is het toch een scheervlucht, hoor.
Je hebt mensen die zoveel met de auto rijden.
Wat zou het kunnen betekenen als ik zeg dat ik mij soms als
een planetoïde voel? Tja, daar kun je natuurlijk veel aan vastknopen. ’t Lijkt een
eenzaam bestaan: een eeuwigheid lang door de ruimte suizen met vijftien
kilometer per seconde, in alle stilte. En je ziet alle hemellichamen waarop je alsmaar
niet neerstort op grote en soms heel
nabije afstand aan je voorbijkomen. Want zo stel ik me dat suizen voor: als een
stilstand en het zijn de anderen die je rond de oren fluiten.
Je hebt als planetoïde de statistiek mee. De kans dat je op
iets terechtkomt is uiterst gering. ’t Is veiliger om als ruimtesteen een zonnestelsel
te doorkruisen dan om op je fiets te springen om een brood te halen. Niet dat
ik als planetoïde zou wénsen om ergens tegenaan te botsen, maar zo’n eeuwigheid
lijkt me toch ook maar niets. Nu al hebben ze hier op Aarde uitgerekend dat ik over
tweehonderd jaar nog eens passeer…
Ze hebben trouwens iets bijzonders ontdekt aan de 2004 BL86. Hoorde je het ook? Er draait een maantje rond. Het heeft
een diameter van ongeveer 70 meter en is daarmee vijf keer zo klein als zijn
moeder. Wat zeg ik nu, zijn moeder? Tiens. Voer voor psychologen. Een
moederschip. Het doet mij denken aan zo’n beeld uit natuurdocumentaires: een
klein dolfijntje dat dicht tegen zijn moeder aan zwemt. Geen duimbreed wijkt.
Hoe gaat dat eigenlijk met manen en
moederplaneten? Waarom valt de Maan niet op de Aarde? Zwaartekracht en
middelpuntvliedende kracht die elkaar in evenwicht houden? Het moet zoiets
zijn. Een precair evenwicht als je het mij vraagt en toch lijkt alles op die
manier aan elkaar vast te hangen. Newton wist het al.
Misschien voel ik me wel meer dat maantje
bij de planetoïde 2004 BL86 dan die planetoïde zelf. Ik stel me dan voor dat ik
hoop dat zij niet zó dicht aan een planeet voorbijscheert dat zij, door de
aantrekkingskracht van die planeet, van haar baan afwijkt. Want dan zou ik
misschien, als zij plots van koers verandert, uit mijn baan worden geslingerd
en alleen verder moeten in een nog eenzamer bestaan. Dag moeder, tot over
tweehonderd jaar!