woensdag 28 januari 2015

op verhaal 19



Planetoïde

Ik voel me soms als een planetoïde, je weet wel, zoals er vorige week eentje vlakbij ons passeerde. Ja, de 2004 BL86. Kijk, hier heb je haar (’t is inderdaad een vrouwelijk iets) – zij bestaat want er bestaat een foto van. Neen, zoveel kun je er nu ook weer niet van zien.

Zei ik vlakbij? Tja, vlakbij was dat nu toch ook weer niet. Drie keer de afstand tussen Aarde en Maan is niet bij de deur. 1,2 miljoen kilometer. Maar in astronomisch perspectief is het toch een scheervlucht, hoor. Je hebt mensen die zoveel met de auto rijden.

Wat zou het kunnen betekenen als ik zeg dat ik mij soms als een planetoïde voel? Tja, daar kun je natuurlijk veel aan vastknopen. ’t Lijkt een eenzaam bestaan: een eeuwigheid lang door de ruimte suizen met vijftien kilometer per seconde, in alle stilte. En je ziet alle hemellichamen waarop je alsmaar niet neerstort op grote en soms heel nabije afstand aan je voorbijkomen. Want zo stel ik me dat suizen voor: als een stilstand en het zijn de anderen die je rond de oren fluiten.

Je hebt als planetoïde de statistiek mee. De kans dat je op iets terechtkomt is uiterst gering. ’t Is veiliger om als ruimtesteen een zonnestelsel te doorkruisen dan om op je fiets te springen om een brood te halen. Niet dat ik als planetoïde zou wénsen om ergens tegenaan te botsen, maar zo’n eeuwigheid lijkt me toch ook maar niets. Nu al hebben ze hier op Aarde uitgerekend dat ik over tweehonderd jaar nog eens passeer…

Ze hebben trouwens iets bijzonders ontdekt aan de 2004 BL86. Hoorde je het ook? Er draait een maantje rond. Het heeft een diameter van ongeveer 70 meter en is daarmee vijf keer zo klein als zijn moeder. Wat zeg ik nu, zijn moeder? Tiens. Voer voor psychologen. Een moederschip. Het doet mij denken aan zo’n beeld uit natuurdocumentaires: een klein dolfijntje dat dicht tegen zijn moeder aan zwemt. Geen duimbreed wijkt.

Hoe gaat dat eigenlijk met manen en moederplaneten? Waarom valt de Maan niet op de Aarde? Zwaartekracht en middelpuntvliedende kracht die elkaar in evenwicht houden? Het moet zoiets zijn. Een precair evenwicht als je het mij vraagt en toch lijkt alles op die manier aan elkaar vast te hangen. Newton wist het al.

Misschien voel ik me wel meer dat maantje bij de planetoïde 2004 BL86 dan die planetoïde zelf. Ik stel me dan voor dat ik hoop dat zij niet zó dicht aan een planeet voorbijscheert dat zij, door de aantrekkingskracht van die planeet, van haar baan afwijkt. Want dan zou ik misschien, als zij plots van koers verandert, uit mijn baan worden geslingerd en alleen verder moeten in een nog eenzamer bestaan. Dag moeder, tot over tweehonderd jaar!