AUTARKIE
Soms geraak ik met het groene gedachtegoed in de
knoop. Dan denk ik dat het te insulair is voor deze blauwe planeet.
Hoe meer een gemeenschap zelfbedruipend is, hoe
duurzamer. Dat lijkt een van de axioma’s van het ecologisch denken en handelen.
Voor de planeet is het beter dat je zelf alles produceert, ter plekke, en dat
je dus naar de seizoenen leeft. ’s Winters per vliegtuig of vrachtschip kiwi’s
uit Nieuw-Zeeland betrekken, bijvoorbeeld, leidt tot vermijdbare CO2-uitstoot.
We hebben overigens ’s winters geen kiwi’s van doen. We hebben eigenlijk
helemaal geen kiwi’s van doen. We worden door invasieve exoten geïntoxiceerd: venijnige
spinnetjes die meekomen in
bananendozen, in de wc doorgespoelde schildpadjongen belanden in onze beken en
sloten, verstekelingen van allerlei laag plantaardig allooi reizen mee in de
ballastwatertanks van zeeschepen. Een simpele uit het oude Europa geïmporteerde
neusverkoudheid kan in no time een hele
Amazonestam uitroeien en op die manier een eind maken aan een eeuwenoude
beschaving.
Nul-komma-nul voetafdruk is onmogelijk, dat weten alle
kampvuurstokende eilandbewoners. Maar tussen gezonde beslotenheid en import van
nutteloze en/of schadelijke elementen kan maar beter een juister evenwicht worden
nagestreefd. Binnen de zo autarkisch mogelijke gemeenschap dient bovendien alles mooi beheerd en rechtvaardig verdeeld te worden over
al wie in het productieproces en de distributie verwikkeld is en ook over
diegenen die van hen afhankelijk zijn. Te grote ongelijkheid, namelijk, bevordert
ontsnappingsgedrag en verstoort bijgevolg de moeizaam bevochten equilibria.
Vraag en aanbod dekken elkaar in de volmaakte
autarkie. Er lopen niet meer koeien en schapen rond dan nodig om aan de noden
aan zuivelproducten, vlees, wol, leer en mest te voldoen. Voor elke omgehakte boom komen er meteen drie
nieuwe in de plaats. Eén voor de stook, één voor de meubelmaker en één om het
bosbestand op peil te houden. De aardappeloogst is groot genoeg om voldoende
plantgoed opzij te leggen voor de teelt van het volgende jaar. Enzovoort,
enzovoort.
Maar het leven op ons eiland Autarkia wordt saaier
en voorspelbaarder dan nu het geval is. Het kan niet anders dan een eiland zijn
waarop je alleen maar rondjes kunt lopen. Buitengaatse reizen zijn uit den boze
want dat kan alleen maar op afwijkende ideeën brengen, er is maar één (gecontroleerde)
staatszender op de televisie (als er al televisie is), het internet wordt
gecontroleerd, we spelen doedelzak en dansen de horlepiep want we zijn allemaal
met ons bloed aan onze bodem gebonden, en we weten bij wijze van spreken al van
bij de geboorte met wie en hoe en hoe vaak we ons zullen voortplanten.
Natuurlijk blijft op die manier onze bevolking op peil. Niet te veel, maar ook
niet te weinig want daar komt inteelt van. Zoals de bomen en de patatten op
peil blijven. En de koeien en de schapen.
Er is geen sprake van intrusie van buitenaf en
verrijking door confrontatie met vreemde culturen. De leden van de autarkische
gemeenschap leven in een absolutistisch bestel dat niet alleen zelfbedruipend
is maar ook zelfregulerend en zelfgenoegzaam. De perfect kloppende rekeningen,
de totale voorspelbaarheid, de dood in de pot. Het risico tot een minimum
herleid, de dood op bestelling.
Maar. Wil dat groene politiek correcte denken
niet tegelijk ook multicultureel zijn? Openstaan voor het vreemde? Een
demografische cross-over faciliteren? Progressief zijn met andere woorden? Maar
progressief, vooruitgaan waarnaartoe?
Wat is het doel als het vertrekpunt al ideaal is?
Het groene politiek correcte denken botst met
andere woorden op een innerlijke contradictie. Het bijt in zijn eigen staart. Het
systeem waarvan de ecologie het voortbestaan wil garanderen, wil geen buiten
kennen. De uitwisselingen, de verplaatsingen, de besmettingen blijven tot een
minimum beperkt. Maar dat leidt tot een schier onverdraaglijke
geitenwollensokkensaaiheid. Geen krassen op de carrosserie, geen feilen in de
bevoorrading, een geruisloze gang van wieg tot graf.
Gelukkig is het niet aan de orde. Het kan
natuurlijk niet meer, zo’n autarkisch bestaan. Enkel kluizenaars, fanatieke
religieuze gemeenschappen en een allerlaatste wereldvreemde dictatuur slagen er
nog in om het min of meer consequent na te streven en zich aan de
kapitalistische globalisering te onttrekken. De wereld is te complex geworden, alle
grenzen zijn poreus, de behoeften ongebreideld. In het kleinste ding zit
tegenwoordig de inbreng van een ander continent, het minste woord dat we
spreken kan aan de andere kant van deze bol worden gehoord. De vlinder in het
Amazonewoud ontketent met één vleugelslag een storm boven Birma.
Het eiland waarvan in het groene denken impliciet
sprake is, is even groot als de wereld. De blauwe planeet is ons groen eiland.
En daar kunnen we niet van af. Die ecologische globalisering zal alle
contradicties moeten opheffen, ook de innerlijke.