25 april 2014
5 dagen voor vertrek
Verbazend, én beangstigend, hoe snel de tijd is voorbijgegaan
na de dag dat ik deze notities heb aangevat. Wat eerst nog een schier niet
overzienbare tien weken was, is nu gebleken te zijn geworden: een zucht, een
blad dat voorbijwaait in de wind.
Misschien is het vanwege die ervaring dat de tijd veel te
snel vervliedt, dat ik hoop dat ik in die kleine maand op de fiets iets als een
vertraging kan beleven. Dat ik, ondanks het voortdurende voortbewegen iets van
een beginnende stilstand kan ervaren. Dat ik de tijd niet hoef op te souperen met
besognes en nooddruft. Simpel peddelen, op tijd aan eten zien te geraken, een
bidon laten bijvullen door vriendelijke autochtonen die over een kraan
beschikken waaruit drinkwater vloeit, ’s avonds een slaapplaats zoeken en even
reflecteren over de voorbije dag, slapen en dan vroeg opstaan, fris, monter en
tuk op een nieuwe lange dag van alleen maar mijzelf zinloos – want via een
belachelijke omweg naar mijn vertrekpunt terugkerend – verplaatsen. Maar ik zal
ánders op dat vertrekpunt aankomen.