4 maart 2014
Naar aanleiding van de reacties in mijn omgeving op de film The Wolf of Wall Street en de roman Bonita Avenue viel me iets op – en ik
denk dat het belangrijk genoeg is om te signaleren.
Film zowel als boek hebben veel met moraliteit te maken. Of
met immoraliteit, het is maar hoe je het bekijkt. In The Wolf of Wall Street toont Martin Scorcese hoe alle normen aan
ongebreidelde hebzucht en allerlei vormen van verslaving ten prooi vallen.
Peter Buwalda doet in Bonita Avenue min
of meer hetzelfde. Alleen gaat het hier niet over de beurs maar over de
porno-industrie – het verschil lijkt me niet eens essentieel.
Maar goed, van welke aard het getoonde morele verval is, of
welke oorzaken het heeft, daar gaat het nu niet om. Het gaat om de reacties op
film en boek. Die vond ik vreemd. Ze liepen gelijk: de ontstemdheid over de
immoraliteit overstemde de appreciatie voor de esthetische kwaliteit. En voor het
au fond, althans volgens mij,
uitermate morele karakter van film en boek.
Ik hoorde eigenlijk weinig andere klachten over The Wolf en Bonita, behalve dan dat ze misschien allebei een beetje te lang
waren uitgevallen. De reden voor de afkeer was dus vooral van morele aard. Kijkers
en lezers stoorden zich aan het expliciete vertoon van zedenverval. Maar ze
zagen niet de evident parodistische en komische bedoelingen van Scorcese en
Buwalda. Zij stonden niet open voor de morele commentaar die beide heren wilden
geven door de immoraliteit te tónen.
Ja, te tonen. Niet: aan te klagen. Of: expliciet te
verwerpen. En daar zit de knoop. We zijn het er allemaal over eens dat
expliciet moraliseren niet meer van deze tijd is. We zijn er allergisch aan. We
verdragen niet dat iemand de immoraliteit toont en ons vervolgens zegt dat die
dingen niet mogen, waarop hij ons dan toont hoe het wél moet. Dat soort films
en romans moeten we niet. We zijn immers volwassen en postmodern. Maar als de
commentaar impliciet blijft, als het tonen van de immoraliteit op de voorgrond
blijft zonder dat er een expliciete boodschap aan wordt vastgehaakt, zijn we
ook verstoord. Het gevolg is dat enerzijds regisseurs en romanschrijvers niet
mogen expliciteren, maar anderzijds dat zij met het voor volwassen houden van
hun publiek riskeren dat dit publiek hun boodschap niet vat. Een tussenweg
lijkt er niet te zijn.
Elke kunst, of toch zeer vaak, bevat een morele commentaar.
Maar hoe moet die nog gebracht worden?
Uiteraard vormt een film als The Wolf of Wall Street een scherpe veroordeling van het op de
spits gedreven, volkomen losgeslagen neoliberale casinokapitalisme. En
uiteraard wil Buwalda tonen wat er met de samenleving gebeurt als de evidente
hoeksteen van het gezin eronder is weggeslagen. Ik dacht dat dit duidelijk was.
Niet dus. Wat is er aan de hand?
Op zich is dit uiteraard niet zo erg. Ik vind zowel The Wolf of Wall Street als Bonita Avenue zeer verdienstelijke
kunstwerken en heb van beide genoten. Het zijn geen meesterwerken, ze zijn niet
volmaakt – maar toch: het gaat om goede constructies, het is degelijk vakwerk
en vaak zijn boek en film bijzonder grappig. Dus: wat is het probleem? Wel, het
probleem is dat de kunst als vinger op de pols van de tijd met een probleem
zit. De postmoderne ironisering lijkt doorgeslagen. De vertaling van een
politieke of morele boodschap, of de beoordeling daarvan in de vorm van een
artistieke commentaar, is problematisch geworden. Het lijkt wel – en ik ben mij
zeer bewust van deze veralgemenisering op basis van twee individuele cases – alsof de kunst als kritisch medium
zichzelf onmogelijk heeft gemaakt.