donderdag 12 juni 2014

tour 58



2 mei 2014

dag 4.2

Bij het afrekenen in bar-tabac-hôtel Le Va-et-Vient probeer ik een praatje met Francine. (Pascal is al naar zijn werk vertrokken, blijkbaar.) Francine is niet bepaald toeschietelijk. Negen maanden geleden heeft ze de zaak overgenomen. Ik zeg dat ze moedig is, om in deze streek nog een café met een paar kamers en een épicerie uit te willen baten. En bovendien heeft ze uitbreidingsplannen (ik denk aan het affiche dat ik gisteren heb zien hangen). Ze weet van geen uitbreiding, en al evenmin, vreemd genoeg, van een affiche. Ik vraag haar hoe de zaken gaan. Ça marche, antwoordt ze zuinig. Les gens préfèrent les grandes surfaces. Ze heeft het blijkbaar over haar épicerie.

Op de fiets denk ik na over dit gesprekje. Les grandes surfaces. Het zo omvangrijke Frankrijk, dat eigenlijk veel te veel surface heeft, gaat ten onder aan les grandes surfaces. Alles beschikbaar, gelijk wanneer. Het wakkert de hebzucht en kooplust aan. De plaatselijke industrie en ambachten, de lokale knowhow en handel en diensten… – het gaat allemaal teloor doordat opeens alles zeer toegankelijk is geworden.

Was het vroeger beter? Vast en zeker! De analyses zijn al talloze keren gemaakt. Kan er iets aan worden gedaan? Dat is een andere vraag. Waarom zijn die supermarkten er gekomen? Door de druk van nationale en supranationale ondernemingen. Door Europa allicht ook. En onder het mom van het werkgelegenheidsargument, denk ik. Maar hoeveel werkplaatsen van kruideniers, hoteliers, caféuitbaters zijn erdoor teloorgegaan? Ambachtslui? Boeren? Want de hele stiel is natuurlijk ook geglobaliseerd – het gaat niet enkel om de distributie!

Les grandes surfaces ofte schaalvergroting: dat is er ook in de landbouw, met de grote percelen en de monoculturen. Koolzaad? Ja, mooie gele akkers, maar hoe bedreigend zijn ze voor het ecosysteem? De maïs. De eindeloze graanvelden in de Champagnestreek. De bedrieglijk charmante zonnebloemvelden.

Ik denk dat vijftig, zestig jaar geleden, voor deze hele revolutie die zowat alles kapotmaakt, de mensen gelukkiger waren. Dommer misschien ook, en dom gehouden door de toen nog almachtige kerk, maar gelukkiger.