4 mei 2014
dag 6.5
Vanuit mijn kamer in het Hôtel de
France vraag ik Sarah om voor mij een overnachting in Die te boeken: ik kan mij
morgenavond echt niet permitteren om met een onaangename verrassing te worden
geconfronteerd. 50 kilometer voor en 50 kilometer na Die ligt er op mijn
traject geen alternatief. Ik krijg spoedig een antwoord:
La petite auberge. 13, avenue Sadi Carnot. En
face de la gare. 50 euro. Bonne cuisine. X
En face de la gare… Het station van Die roept herinneringen op.
Oude herinneringen. 1979 was het, toen ik daar met L. was. Mijn eerste reis
naar het zuiden. We kwamen uit Valence aan met een nachttrein waarop een
rugbyploeg ferm plezier had zitten maken. We hadden net op tijd door dat we in het
vooraf door mij op de kaart als vertrekpunt van onze trektocht aangestipte Die
stilstonden en dat we dus moesten uitstappen. Dat was om vier uur in de ochtend.
Tot het klaar werd en we het niet meer hielden van de kou probeerden we op een
bank in het kleine stadspark nog een beetje te slapen. We stonden als eersten
bij de bakker om een nog warme croissant in te slaan. We zouden nog afzien van
de hitte, de volgende dagen.
En veel later heb ik nog eens
overnacht in Die. Dat was toen ik met Guy, Luc en Dirk ging fietsen in de Drôme.
Was het eind de jaren negentig? We bleven drie nachten in een hotel dat wat
meer in het centrum gelegen was. Er was de hele week feest op straat en we
hebben nauwelijks een oog dicht gedaan.
Ik ga iets eten in een van de zeer
weinige zaken die, volgens de receptioniste van mijn knalgeel hotel, op
zondagavond open zijn: Le Warm Up – de naam zegt alles. Een moeder
met twee kleine kinderen komt na mij binnen. De kinderen zijn zeer stil en
braaf: ze lijken hun moeder te ontzien. Die heeft een edele kop maar treurnis
in de ogen.
Om 8 uur ben ik terug op mijn
kamer. Morgen moet ik 150 kilometer afleggen. Naar en op en door de Vercors. De
melodie voor deze koninginnerit wordt ongetwijfeld:
On
m’a vu dans le Vercors, sauter à l’élastique (Alain Bashung).