2 mei 2014
dag 4.3
In Soing stap ik een van de weinige kruidenierszaken binnen
die ik op mijn weg aantref. Ik koop een tomaat, twee appels en een tablet
Crunch-chocolade, zoals ik er ook altijd koop als ik met Sarah op reis ben. En een
ansichtkaart: een zwart-witte luchtfoto van Fedry (waar ik enkele minuten
geleden passeerde), die misschien al dertig jaar in een aftandse tourniquet
steekt. Zo’n kaartenmolen die je bij ons in trendy interieurs al eens ziet
opduiken.
De zaak is onderkomen. Het einde is al in zicht. Terminaal.
De uitbaatster is niet bepaald vriendelijk. Ik krijg het gevoel dat ik in mijn
gekke pakje en met mijn rijkelijk beladen trekfiets als een ramptoerist wordt
beschouwd – zo kijkt ze me aan. Maar mens toch, ik kom hier met vriendelijke
bedoelingen, omdat ik van uw land houd en het doet me pijn dat het naar de
Filistijnen aan het gaan is. Ik doorkruis uw land met liefde. Maar als u vindt
dat ik een ramptoerist ben, welaan dan, alors,
je vais décrire votre catastrophe!
Dit is een land in verval. Neem nu die bordjes ‘Á vendre’.
Ze hangen overal – en dan zijn er al die huizen die al opgegeven zijn, waarvoor
men niet meer op een verkoop hoopt, die aan de ontbinding worden prijsgegeven,
die in ruïneuze toestand zijn. Het worden niet alleen romantische ruïnes met
klimop en takken die uit de ramen steken, maar ook: stopgezette verbouwingen, krotten
met dichtgespijkerde ramen en deuren, verlaten en niet eens te koop aangeboden
panden omdat er toch geen kandidaten zullen zijn. Want ja, wie koopt nu zoiets?
Je kunt toch nooit genóeg Hollanders vinden die zo gek zijn om hier een ‘nieuw
leven’ te willen opbouwen?
En op welke huizen hangen die bordjes ‘Á vendre’? Wellicht
op deze waar alweer een oudere mens gestorven is. Na een leven vol goede
bedoelingen, misverstanden, mislukte pogingen, zielige teloorgang. Na alweer
een verhaal van onbeduidendheid en falen. Van verlaten zijn en eenzaamheid. Misschien
heeft er een necrologietje in L’Est
Républicain gestaan.
Overal die bordjes, de dorpen slaan er geel van uit. Het
doet me denken aan de middeleeuwen, toen, zo is mij toch aangeleerd, de huizen
waar pestlijders woonden werden gemerkt.
Een vriendelijk woord, het doet
wonderen. In datzelfde Soing van die kribbige kruidenierster is een postbeambte
heel vriendelijk. Ze rijdt met zo’n geel wagentje rond. Ik vertrouw haar een
tekeningkaartje voor Pieter toe, correct gefrankeerd. On va tout faire pourque ça arrive à temps! Die ene persoon, denk
ik dan, steekt die hele immense machinerie die La Poste toch is in gang om mijn kaartje te bezorgen!