donderdag 26 juni 2014

tour 73



5 mei 2014



dag 7.1


Ik vertrek om 8 uur uit La Tour du Pin. Vandaag wordt een zeer zware dag: er staan enkele heuse cols op het programma die, in termen van de échte Tour de France, waarschijnlijk het label ‘tweede categorie’ zouden meekrijgen, misschien zelfs ‘eerste categorie’.

Meteen krijg ik een bijzonder zware helling voor de wielen geschoven. Wanneer ik na een uur of nog meer in Virieu aankom, merk ik dat ik, mocht ik gisterenavond niet op de aankomst van de receptioniste van het Hôtel de France hebben gewacht, hier in het sympathiek ogende Hôtel Pascal zou hebben kunnen eten en overnachten. Quod non dus, misschien een volgende keer.

Hier, in Virieu, is het dat ik beslis om toch, al is dat niet echt noodzakelijk, de col du Romeyère te doen in plaats van te kiezen voor de weg langs Pont-en-Royans. De voornaamste beweegreden is: nostalgie. 35 jaar geleden is het dat ik, samen met Erwin en Stefaan, deze toegang tot de Vercors koos voor een rit naar Die. En precies hetzelfde wil ik vandaag ook doen, al herinner ik me dat die Romeyère verschrikkelijk lastig was en dat ik er indertijd hele stukken van te voet heb moeten afleggen.

Maar wat is dat toch, die nostalgie? Die kracht die ervan uitgaat, die mij dit soort gekke dingen doet doen? Waarom geef ik daar zo gemakkelijk aan toe?

Ik weet het niet en zet de vraag uit mijn hoofd.

Dus moet ik vanuit Virieu via het lac Paladru richting Rive en Tullins. Vanaf daar loopt, door abrikozenboomgaarden, mijn weg een tijd parallel met de imposante rotswand die ik straks op moet. Het te overbruggen hoogteverschil bedraagt ongeveer 700 meter. De wand jaagt me schrik aan. 

 

Na een paar haarspeldbochten stop ik voor mijn picknick. Wat verderop, vlak voor de waterval, moet ik een eind te voet. Na het felle zonlicht – het is vandaag echt heet – is het in de tunnel niet alleen kil maar ook stikdonker. 

Achter de tunnel is het nog een paar kilometer naar de top, maar dan opent zich het unieke landschap van de Vercors. Dit is ruw natuurgebied, middengebergte. Ik ben blij dat ik niet ben teruggeschrokken voor de Romeyère.


Na de top (1074 meter) volgt een afzink tot aan de weg naar Villard-de-Lans. Daar kun je rechtdoor op een verschrikkelijk steil stuk richting Saint-Julien-de-Vercors, weet ik nog van de vorige keer, maar ik besluit de weg naar Villard een tijdje te volgen door de Gorges de la Bourne en dan rechtsaf in te slaan richting Saint-Julien. Dat is een omweg, maar de klim uit het dal weg is minder lastig. Na Saint-Julien volgt een vijftiental kilometer vals plat en dan uiteindelijk nog de echte pas, ongeveer 6 kilometer naar de op 1254 meter gelegen top van de col du Rousset, het dak van mijn tour. Daar is een skistation gevestigd.


Achter de dit keer wel verlichte tunnel wacht het Zuiden: een ander aanzien, een ander klimaat. Maar niet deze keer want ik ben pas om zeven uur boven en de zon is al achter de berg verdwenen. Gevolg: ik krijg het koud tijdens de ellendig lange afdaling naar Die. Zo versteven zijn mijn benen dat ik ze nauwelijks rond krijg wanneer ik helemaal op het eind nog moet bijtrappen.


Het hotel dat Sarah voor me heeft gereserveerd ligt tegenover het station waar ik 34 jaar geleden midden in de nacht met L. aankwam. Dat is een half leven. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat die 19-jarige van toen dezelfde is als de man van 52 die dit nu zit te tikken. En toch is het zo: met de herinneringen die ik nu ophaal heeft hij (de 19-jarige) in elk geval iets te maken en ze zijn echt want L. heeft ze ook nog. (Of toch eigen versies ervan.) Vreemd, die continuïteit. Dat dezelfde blijven doorheen de tijd.