Zachtjes praat ze met mijn moeder, die mij op weg naar het café heel zenuwachtig meegetrokken had door de straten vol wapperende rode hakenkruisvlaggen met aan de vlaggenmasten gouden spitsen.
‘Ein hohes Parteitier’, Wagner, is vandaag in de stad en thuis had zij geaarzeld of ze wel verjaardagsinkopen zou durven doen. We waren bruinhemden gepasseerd die witte en gele plakkaten met dikke zwarte woorden op muren en reclamezuilen plakten met stoffers die van stijfsel dropen.
G.L. Durlacher, Drenkeling (1987), in Verzameld werk (1997), 115