230117
▲ Mijn vroegochtendlijke literaire dwaaltocht start vandaag om kwart over vijf. Eerst lees ik nog wat in het brievengedeelte van Olivetti 82, waaraan ik gisteren begon nadat ik eergisteren de verfilming had gezien. Verpale brengt daarin (29 vv) Johan Daisne ter sprake. Diens kantoor in de Openbare Gentse Stadbibliotheek moet ik niet meer beschrijven, zegt Verpale, want dat heeft Jeroen Brouwers al gedaan, en wel in Kladboek 1. Ik dus naar Kladboek 1, waarin ik een liefdevolle tekst aantref over de ondertussen al zo goed als compleet vergeten Vlaamse reus. Brouwers prijst De man die zijn haar kort liet knippen hemelhoog. Zou ik dat boek hier staan hebben? Ik weet het niet meer. Eens gaan kijken in de slaapkamer, op de bovenste plank, tussen Coupland en Duras. En jawel, daar staat mijn exemplaar: de vierde druk uit 1973, een kwarteeuw later door mij verworven voor 100 frank, ongelezen nog, en met achterin een katern met stills uit de verfilming door André Delvaux, met een keurig getrimde Senne Rouffaer in de hoofdrol.
Vanwege zijn beroemdste werk, de roman ‘De man die zijn haar kort liet knippen’, werd Daisne wel de ‘Vlaamse Dostojewski’ genoemd. Deze roman geldt voor mij zonder voorbehoud als het schitterendste prozawerk dat anderhalve eeuw Vlaamse literatuur heeft voortgebracht, alleen naar de kroon gestoken door ‘De Kapellekensbaan’ van Louis-Paul Boon.
Jeroen Brouwers, Kladboek 1, 151-152