230113
▲
De tekst die ik te lezen krijg met het oog op hulpverlening aan de arme
studente J., die hem moet kennen als examenstof, blijkt te zijn opgesteld in
koeterwaals en bevestigt mijn ongeneeslijke allergie voor de psychoanalytische
en lacaniaanse geheimtaal waarmee patiënten, zowel deze die dringende bijstand
nodig hebben als de trend- en statusgevoelige variant, met een kluitje in het
riet worden gestuurd.
De hysterie verdeelt niet alleen, ze heerst ook. Ze plaatst zich in een
meta-positie als meesteres van de meester. Het weten, waarvan haar zelf
geïnstalleerde psy-meester niet weet dat het eigenlijk niet het zijne is, zet
ze eindeloos aan het werk. Haar meester moet telkens opnieuw bewijzen dat hij
via dat weten beider waarheid bemeestert. Vroeg of laat, en liefst zo laat
mogelijk, komt die psy-meester echter aan het eind van zijn latijn; het in zijn
bewustzijn verzamelde weten of zijn theorie is uitgeput. Geen nood. Op dat
moment zal de hysterie hem ertoe verleiden om bij zichzelf nog een Ander weten
te veronderstellen, een weten waarvan hij zelf nog niet wist dat hij het wist,
zijn onbewuste zeg maar. (Lieven Jonckheere, ‘Borderline’, in: Psychoanalytische Perspectieven, 1993,
nr. 18)