Beneden in het westen is de hemel geel-oranje, duister als voor een onweer met hagel, verder naar boven nevelig grauw-zwart. Opeens een reusachtige rode steengroeve, van boven zie ik een krater, helemaal onder in een dragline in het rode water, nutteloos, roestend.
Werner Herzog, Over een voettocht door de kou, 60