voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
14 mei 2011
ANOMALIE
Het lijkt een moeilijk woord maar het is ‘eigenlijk’ heel gemakkelijk. Het is
‘namelijk’ van toepassing op onze bestaansconditie zelf, op het ‘wezen’ zelf
van ons ‘zijn’. Want ‘eigenlijk’ (‘eigenlijk feitelijk’) hadden we er evengoed
niet kunnen of zelfs, inderdaad, niet móeten zijn. Of niet moeten zijn. Nu ja, ‘moeten’,
wat is moeten? In dezen? Sub specie aeternitatis?
Wij, een afwijking van de regel? Een binnen het vigerende verklaringssysteem
niet te verklaren onregelmatigheid? En bij uitbreiding, en ‘eigenlijk’ in
‘oneigenlijke’ zin: iets wat er niet had moeten zijn maar er toch is? Desalniettemin?
Filo-, onto-, kosmo- en gewoon genogenetisch zijn wij anomalieën. Gemeten op
elke mogelijke schaal kan het niet anders dan hoogst onwaarschijnlijk worden
genoemd dat wij er ‘überhaupt’ zijn. (Vandaar allicht dat wij – omdat we er dan
tóch gekomen zijn, ‘blijkbaar’ – zo’n hoge dunk van onszelf hebben. Eigenlijk,
feitelijk.)
Dat er uit die grote klap die er ‘naar verluidt’ is geweest (en luid zal het
geweest zijn, of misschien ook niet want er was nog niets waarop die
geluidsgolven, die er zelf misschien ook nog niet waren, zich konden enten,
waarop ze konden golven, waartegen ze konden botsen en klotsen en echoën) – dat
er uit die grote klap, dus, een universum is ontstaan – een kosmos, een heelal,
een ruimte… – waarin wij ‘uiteindelijk’ mogelijk zijn geworden; dat er ergens
in die kosmos een planeet ronddraait met op die planeet precies die elementen,
in precies die verhoudingen, die nodig zijn om ‘leven’ te doen ontstaan; dat
die elementen op de juiste manier zijn geschikt en op het juiste moment tot
reageren zijn aangezet; dat uit die oerreacties is voortgekomen wat er uit is
voortgekomen; dat de evolutie precies ‘onze’ richting is uitgegaan; dat de
keten van individuen is wat zij is geweest en dat in die individuenketen de
DNA-ketens zijn doorgegeven zoals ze zijn doorgegeven; dat mijn ouders, elk het
toevallige, anomalische, product van alles aan
wat aan hén is voorafgegaan, elkaar hebben ontmoet (hetgeen gezien mijn
voorgeschiedenis, de een collisie is van hun geschiedenissen en
voorgeschiedenissen, uitermate onwaarschijnlijk was); dat zij uitgerekend mij
hebben verwekt (op dát moment, uit díe spermatozoïdenloterij); dat ik nog in
leven ben…, enzovoort enzovoort…: zowel op de schaal van het individu als van
onze soort als van ‘het leven’ tout court: op deze planeet, met deze
geschiedenis…– zo bekeken ben ik, bent u, in alle opzichten iets waarvan het
niet-bestaan veel waarschijnlijker zou zijn geweest dan het bestaan.
Wij zijn anomalieën, allemaal: dat is heel normaal.