3216
Het was een dag waarop je naar een
meer had willen gaan, had willen zwemmen, een deken uitspreiden, rode wijn,
brood en kaas uitpakken, eten en drinken, je blik op de hemel richten en je
gedachten met de wolken mee laten drijven. (15)
3217
Wolken verhullen de maan en de sterren en reflecteren geen licht – in de
wijde omtrek is er geen stad te bekennen. (53-54)
3218
Tussen de bomen op het gras hingen
nevelslierten, verderop verdwenen bos en bergen in dikke wolken. (114)
3219
Bauerfend hield ervan om in de
salons, waarvan de deuren op het terras en het park uitkwamen, de hoeken te
verfraaien met groene raken, en het plafond met een stralend blauwe hemel met
iele wolkjes. (117)
3220
Ook dat hoorde bij dit land. Dat
het door de regen uit laaghangende grijze wolken wordt toegedekt, dat de
druppels als op Japanse tekeningen in dunne draden neervallen, dat de grond nat
en zwaar wordt en aan je schoenen blijft plakken. (148)
3221
Ook vanaf zijn plaats aan de bar kon
hij door de ramen de stad zien, de wolkenkrabbers, ertussenin de
straten, de rivier en de bruggen, erachter het witte tapijt van de lage huizen,
heel in de verte het reuzenrad en de verkeerstoren van de luchthaven. (157)
3222
Soms bouwen ze de top van een wolkenkrabber
als een tempel, en een brug als een harp en begraven ze hun doden in een groene
tuin aan een rivier. (158)
3223
Ferdinand, Margarete en Ulrich
stonden in de zon die door de wolken heen was gebroken (…) (185)
3224
Een stevige wind had de wolken
weggeblazen, de hemel was stralend blauw, en over bomen, struiken en huis lag
een vochtige, frisse glans. (186)