zaterdag 19 januari 2019

wolken 3216-3224


3216
Het was een dag waarop je naar een meer had willen gaan, had willen zwemmen, een deken uitspreiden, rode wijn, brood en kaas uitpakken, eten en drinken, je blik op de hemel richten en je gedachten met de wolken mee laten drijven. (15)

3217
Wolken verhullen de maan en de sterren en reflecteren geen licht – in de wijde omtrek is er geen stad te bekennen. (53-54)

3218
Tussen de bomen op het gras hingen nevelslierten, verderop verdwenen bos en bergen in dikke wolken. (114)

3219
Bauerfend hield ervan om in de salons, waarvan de deuren op het terras en het park uitkwamen, de hoeken te verfraaien met groene raken, en het plafond met een stralend blauwe hemel met iele wolkjes. (117)

3220
Ook dat hoorde bij dit land. Dat het door de regen uit laaghangende grijze wolken wordt toegedekt, dat de druppels als op Japanse tekeningen in dunne draden neervallen, dat de grond nat en zwaar wordt en aan je schoenen blijft plakken. (148)

3221
Ook vanaf zijn plaats aan de bar kon hij door de ramen de stad zien, de wolkenkrabbers, ertussenin de straten, de rivier en de bruggen, erachter het witte tapijt van de lage huizen, heel in de verte het reuzenrad en de verkeerstoren van de luchthaven. (157)

3222
Soms bouwen ze de top van een wolkenkrabber als een tempel, en een brug als een harp en begraven ze hun doden in een groene tuin aan een rivier. (158)

3223
Ferdinand, Margarete en Ulrich stonden in de zon die door de wolken heen was gebroken (…) (185)

3224
Een stevige wind had de wolken weggeblazen, de hemel was stralend blauw, en over bomen, struiken en huis lag een vochtige, frisse glans. (186)