Op Facebook werd ik uitgenodigd om een lijstje te maken
van tien meesterwerken uit de beeldende kunst die voor mij van groot belang
zijn. Alles is relatief natuurlijk, en zeker dat ‘groot belang’. Maar goed. Ik
mocht mijn tien meesterwerken uit alle disciplines halen. Ik heb ‘beeldende
kunst’ breed opgevat en zie nu dat ik er nogal veel disciplines bij betrokken
heb. Enkel de schilderkunst komt meer dan één keer in mijn lijstje voor. Mij
werd ook gevraagd om geen namen of titels te geven, maar daar heb ik mij niet
aan gehouden. Ik wil er geen raadspelletje van maken. Toch geef ik het stokje
door, met de originele tekst van de opdracht erbij zodat mijn slachtoffer er –
desgewenst – mee aan de slag kan. Hij of zij kan dan gebruik maken van de
originele tekst van de opdracht.
Day 3/10. Art for art lovers in 10 days. Please
post 10 of your favourite masterpieces of visual arts (paintings, drawings,
prints, sculptures, photographs...) that are of great significance to you. No
names, no titles. I was invited by Martin Pulaski, and now ask Jan-Willem
Lubbers to continue the art game if they like to play it too.
Dag 3. De ontdekking van de hemel
Ik weet niet wanneer het landschap als autonoom onderwerp
zijn intrede heeft gedaan in de westerse beeldende kunst. In miniaturen komt
het sporadisch en zeer fragmentarisch voor, bijvoorbeeld als boom of struik
waaruit dan een slang met een appel in haar bek kronkelt. Maar daar kun je
eigenlijk niet van een landschap gewagen, in de zin zoals we het nu verstaan:
een onderwerp op zichzelf, méér dan een decor. De zogenaamde Vlaamse
primitieven luisterden hun religieuze taferelen op verzonnen landschappen waarin
skylines te zien waren van Vlaamse of Vlaams-achtige steden in een bergland. De
katholieke barokschilders situeerden hun allegorische voorstellingen in
fictieve, dramatische landschappen met dramatische bomen en dramatische
rotspartijen. Maar het landschap as such,
realistisch weergegeven? (Ik bedoel: getekend naar een werkelijk bestaand
landschap, niet dat het volledige werkelijkheidsgetrouw, fotografisch als het
ware, zou zijn weergegeven.) Ik schat dat de calvinistische Hollanders daar in
hun Gouden Eeuw mee begonnen zijn. Ik zou het eens moeten nakijken bij
Gombrich.
Neem nu Windmolen
bij de rivier (1642) van Jan van Goyen.
Wat ik er zo mooi aan vind, is de lage horizon, met
daarop, in de vorm van het silhouet een verre stad en/of – zoals hier – een
molen op de voorgrond en wat boeren op het veld om de schaal aan te geven, een
bescheiden menselijke aanwezigheid. Neen, het land is niet meer ongerept. Er
lopen geen wilde dieren rond of mythologische wezens, wel schapen en koeien. Op
deze doeken is de lucht de hoofdrolspeler, met daarin de wolken. Zij vertellen
een verhaal van lotsbestemming en transcendentie. Relatief kleine doeken zijn
het, maar met een immense ruimtelijke werking. Het landschap ligt er klaar voor
een wandeling met Nescio’s Titaantjes. Nergens zijn de Lage Landen zo laag als
hier. Nergens nog is Nederland zo mooi, allicht.