Tarjei Vesaas, De
vogels, 223
ǁ
Ik kende elk huis, elke tuin en elk tuinhek, het hek dat
elk jaar opnieuw werd geverfd, het hek waarvan het hout zo grijs en rot was
geworden dat ik het met mijn hand kapot kon maken (…)
Bernhard Schlink, De
voorlezer, 16