voor deze
rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
26 juni 2006
Zwaaien naar de honderden miljoenen
© HLN – Laenen |
U kent ze vast wel, die close-ups van toeschouwers bij de
WK-wedstrijden. Meestal zijn het fans die werk hebben gemaakt van hun outfit of
die hun emoties de vrije loop laten, als het al geen in nationale kleuren
beschilderde freules zijn die niet hadden misstaan in de missverkiezing van hun
land. Als deze laatsten boezemschuddend juichen na een doelpunt, kan de lol in
de regiekamer niet op.
Ik erger me aan dat soort beelden. En stel er vragen bij.
Wat we niet zien, blijft onzichtbaar: de horden al dan niet
doorzopen minus habentes die
ongetwijfeld ook en wel in groten getale in het stadion aanwezig zijn maar die
niet passen in het instructieboekje van de regisseur: Gij zult alleen mooie en
enthousiaste mensen in beeld brengen. Er is hier met andere woorden sprake van
censuur. Eén schaars geklede deerne die uit de bol gaat, kan het imago van een
hele natie voor een tijd opkrikken. Een doorgezakte britton die na een hele namiddag zuipen in de hitte van de
binnenstad nauwelijks iets van de wedstrijd opvangt (zo kregen we er gisteren –
het zal wel toeval zijn geweest – een in beeld), is al veel minder gunstig voor
de internationale betrekkingen. Overigens vraag ik mij af welke privacyregels
bij het verspreiden van deze beelden in het geding zijn. Wil iedereen van de in
beeld gebrachte supporters wel aan een paar honderd miljoen televisiekijkers
worden vertoond? Me dunkt dat dit, bepaalde exoten en exemplaren van
excentriciteit van naderbij bekeken, toch niet altijd evident het geval kan
zijn.
Eveneens hoogst irritant is het veelvuldig opduiken van deze
beelden. Ik herinner mij hoe heel lang geleden de sportuitzendingen van de –
toen nog – BRT ook af en toe een close-up van een toeschouwer toonden. Het ging
dan meestal om een pet-dragende ouderling (uitgebluste peuk losjes tussen de
lippen) of een madame die nog heel erg schuchter iets naar de scheids jouwde.
’t Bracht wat couleur locale in de
reportage en het leek vooral belangrijk voor het ritme waarmee de nog zeer
amateuristisch gemaakte beelden werden ontrold. ’t Was eigenlijk niet veel meer
dan een montagetruc. Nu krijgen we bij haast elke stilstaande fase – en God
weet hoeveel stilstaande fases er zijn in een voetbalmatch! – de finefleur van
de supportershorden in beeld.
Het allerergerniswekkendste is uiteindelijk dat deze lieden
steevast naar ons beginnen te zwaaien zodra ze zichzelf hebben herkend op een
van de grote schermen die in het stadion zijn opgehangen. Je ziet ze altijd
eerst mekaar aanporren en in de richting van het scherm wijzen: ‘Kijk we zijn
op tv.’ En dan zwaaien ze, hoewel wij daar niet om hebben gevraagd, naar ons.
Dit fenomeen – dat trouwens doet denken aan de imbecielen die twee uur staan te
wachten tot het wielerpeloton passeert om dan, als de renners dan uiteindelijk voorbijzoeven,
naar de helikopter wuiven, eventueel met een gsm aan hun oren om meteen naar
huis te bellen dat ze op tv zijn – dit fenomeen dus doet ook nog de vraag
rijzen waarnaar deze mensen eigenlijk aan het kijken zijn: naar wat er zich op
het veld afspeelt of naar die grote schermen? Eenzelfde vervreemding, die ontstaat
door de opsplitsing tussen het échte en het gefilmde, doet zich tegenwoordig
overal voor waar zoveel volk bij elkaar staat dat de handeling zelf – een
toespraak, een popconcert… – te klein is om goed waargenomen te worden en waar
er dus grote schermen naast het podium zijn opgehangen. Op den duur is het niet
meer duidelijk wat er nu precies belangrijk aan is om, als de fysieke band
tussen waarnemer en waargenome dan toch wordt vervangen door een virtuele band,
er fysiek bij te zijn.
(naschrift: Tijdens
de Wereldbeker van voorbije zomer viel het op dat de regisseur de instructie
had gekregen Gij zult naar zichzelf op
het scherm wijzende en vervolgens naar de honderden miljoenen wuivende
supporters te vlug af zijn.)