Het had geen zin haar te vertellen over de gedachten die
zich zonder probleem verplaatsten naar roeispanen in een boot, maar niet naar
een bijl of een schilschop – blind
als ze was.
Tarjei Vesaas, De
vogels, 198
schilschop (de) gereedschap
voor het schillen van gevelde bomen
277
Maar waar had ze de andere dame eerder gezien? – al wat
ouder, met een jabot onder haar kin;
ze droeg haar gouden bril aan een zwart lint; sensueel, intelligent, als een
tekening van Sargent.
Virginia Woolf, Maandag
of vrijdag, 14
jabot /ӡabo/ (de
(m.) & het; -s; jabotje) 2 (kanten)
plooisel door dames vroeger op het japonlijf gedragen
278
Daar heb ik ze al die tijd weggestopt in de hoop dat ze op
de een of andere manier zouden verdwijnen, of liever nog tevoorschijn zouden
komen, zoals eigenlijk zou moeten, wil het verhaal blijven winnen aan volheid
en diepgang, noodlot en tragiek, zoals verhalen behoren te doen; daarvoor moet
het verder gaan met twee, zo niet drie, handelsreizigers en een hele bos aspidistra’s.
Virginia Woolf, Maandag
of vrijdag, 36
aspidistra (de; -‘s)
sierplant uit het geslacht Aspidistra uit
de leliefamilie (Aspidistra elatior) syn.
blarenblad, kwartjesplant
279
Dat kwam natuurlijk weer door haar verfoeilijk, zwak,
weifelend karakter, dat zich op het kritieke moment altijd gewonnen gaf en niet
serieus geïnteresseerd was in conchologie,
etymologie, botanie, archeologie, het opensnijden van aardappelen om te kijken
hoe ze vrucht dragen zoals Mary Dennis, zoals Violet Searle.
Virginia Woolf, Maandag
of vrijdag, 76
conchologie /kɔnχoloɤi/
(de (v.)) conchyliologie
conchyliologie /kɔnχiljoloɤi/
(de (v.)) leer, studie van de schelpen, syn. conchologie
280
Hij keek naar de klok in zijn segrijnen etui.
Virginia Woolf, Maandag
of vrijdag, 121
segrijnen (bn.) van segrijn: een segrijnen band
segrijn (het;
g.mv.) hard en toch fijn bereid leer met een korrelig oppervlak (van ezelshuid,
soms haaienvel): een bijbel in segrijn
gebonden; een huid tot segrijn verwerken