woensdag 23 januari 2019

van Dale 291-295


291
(…) dan was het verbazingwekkend, zei Austerlitz, met hoeveel volharding generaties oorlogsbouwmeesters ondanks hun ongetwijfeld eminente begaafdheid vasthielden aan een gedachte waarvan nu gemakkelijk viel in te zien dat ze fundamenteel verkeerd was, namelijk dat je een stad veiliger kon maken dan wat ook ter wereld door een ideaal tracé aan te leggen met stompe bolwerken en ver vooruitstekende ravelijnen, zodat je met de kanonnen van de vesting het totale opmarsgebied vóór de muren kon bestrijken.
W.G. Sebald, Austerlitz, 18

ravelijn (het) (vestingb.) buiten de vestinggracht gelegen halvemaanvormig of hoekig boelwerk dat diende tot dekking van een poort of een stuk wal tussen twee bastions

292
Hier en daar bedekt met open zweren waaruit het ruwe steengruis tevoorschijn kwam, en verkorst door druppelsporen als van guano en kalkachtige vegen, was de vesting één groot monolitisch gedrocht van lelijkheid en blinde macht.
W.G. Sebald, Austerlitz, 25

guano /ɤywano/ (de (m.); g.mv.) meststof bestaande uit de verdroogde mest en overblijfselen van zeevogels, die op onbewoonde eilanden en klippen in de loop der eeuwen tot dikke lagen is opeengehoopt: de beste soort is de Peruaanse guano

293
Het ging, zei hij, om een meestal slechts tijdelijk defect, waarbij zich op de macula een blaasje vol heldere vloeistof heeft gevormd, zoiets als een blaar op het behang.
W.G. Sebald, Austerlitz, 44

macula (de (v.); maculae) huidvlek

294
Over de oorzaken van deze stoornis, in de betreffende literatuur beschreven als centraal sereuze chorioretinopathie, heerste grote onduidelijkheid, zei Zdeňek Gregor.
W.G. Sebald, Austerlitz, 44

sereus (bn.) bloedwei bevattend, deze afscheidend of ervan afkomstig: sereus vlies, vlies dat een lichaamsholte van binnnen bekleedt; – (bij uitbr.) wei-, waterachtig
bloedwei (de) bloedvocht zonder vezelstof

295
Alleen al de viskelder, waar baarzen, zanders, schollen, zeetongen en palingen massaal op de zwart leistenen tafelbladen lagen die voortdurend met vers water werden begoten, was volgens Pereira een klein dodenrijk op zichzelf, zei Austerlitz, en helaas was het nu al te laat, anders zou hij de ronde nog een keer met mij doen.
W.G. Sebald, Austerlitz, 50

zander (de (m.); -s) snoekbaars