291
(…) dan was het verbazingwekkend, zei Austerlitz, met
hoeveel volharding generaties oorlogsbouwmeesters ondanks hun ongetwijfeld
eminente begaafdheid vasthielden aan een gedachte waarvan nu gemakkelijk viel
in te zien dat ze fundamenteel verkeerd was, namelijk dat je een stad veiliger
kon maken dan wat ook ter wereld door een ideaal tracé aan te leggen met stompe
bolwerken en ver vooruitstekende ravelijnen,
zodat je met de kanonnen van de vesting het totale opmarsgebied vóór de muren
kon bestrijken.
W.G. Sebald, Austerlitz,
18
ravelijn (het)
(vestingb.) buiten de vestinggracht gelegen halvemaanvormig of hoekig boelwerk
dat diende tot dekking van een poort of een stuk wal tussen twee bastions
292
Hier en daar bedekt met open zweren waaruit het ruwe
steengruis tevoorschijn kwam, en verkorst door druppelsporen als van guano en kalkachtige vegen, was de
vesting één groot monolitisch gedrocht van lelijkheid en blinde macht.
W.G. Sebald, Austerlitz,
25
guano /ɤywano/
(de (m.); g.mv.) meststof bestaande uit de verdroogde mest en overblijfselen
van zeevogels, die op onbewoonde eilanden en klippen in de loop der eeuwen tot
dikke lagen is opeengehoopt: de beste
soort is de Peruaanse guano
293
Het ging, zei hij, om een meestal slechts tijdelijk defect,
waarbij zich op de macula een
blaasje vol heldere vloeistof heeft gevormd, zoiets als een blaar op het
behang.
W.G. Sebald, Austerlitz,
44
macula (de (v.);
maculae) huidvlek
294
Over de oorzaken van deze stoornis, in de betreffende
literatuur beschreven als centraal sereuze
chorioretinopathie, heerste grote onduidelijkheid, zei Zdeňek Gregor.
W.G. Sebald, Austerlitz,
44
sereus (bn.) bloedwei bevattend, deze afscheidend of
ervan afkomstig: sereus vlies, vlies
dat een lichaamsholte van binnnen bekleedt; – (bij uitbr.) wei-, waterachtig
bloedwei (de)
bloedvocht zonder vezelstof
295
Alleen al de viskelder, waar baarzen, zanders, schollen, zeetongen en palingen massaal op de zwart
leistenen tafelbladen lagen die voortdurend met vers water werden begoten, was
volgens Pereira een klein dodenrijk op zichzelf, zei Austerlitz, en helaas was
het nu al te laat, anders zou hij de ronde nog een keer met mij doen.
W.G. Sebald, Austerlitz,
50
zander (de (m.);
-s) snoekbaars