266 en 267
De een buigt planken voor een nieuw galjoen, de ander smeert
de kieren dicht van een oude kiel, de een hamert op de boeg, de ander op de spiegel, de een beitelt riemen, de
ander kabelt touw, terwijl weer anderen fok- en marszeil boeten.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand
Hotel Europa, 481
spiegel (de (m.);
-s; -tje) 8 het vlakke gedeelte
boven de achtersteven van sommige soorten van schepen: de oude oorlogsschepen hadden fraai bewerkte spiegels; men bouwt thans
jachten met platte spiegel
marszeil (het)
vierkant zeil aan de marssteng
marssteng (de)
eerste steng die boven een mars uitsteekt
steng (de; -en;
stengetje) 3 (scheepst.) rondhout
waarvan het onder- en boveneinde (hieling en top) vierkant is en dat dient tot
verlenging van een mast: de grote steng,
steng van de grote mast; de stengen
opzetten; de steng schieten, strijken, naar omlaag laten zakken; de vlaggen ter halver steng hijsen, ten
teken van rouw
3mars (de;
-en) 2 (scheepsb.) halfrond platform
van hout of ijzer op de langszalings,
rond de top van een ondermast
langszaling (de
(m.)) (zeew.) ben. voor twee eiken dwarsbalken, aan weerskanten op de oren van de benedenmasten en op de hommers van de topmasten geplaatst
oor (het; oren;
-tje) 6 (zeew.) ben. voor platen ter
weerszijden van elke mast of steng, lopende van puttingband tot top, waarop men
de langszalings legt, syn. wang; –
ben. voor twee bolders terzijde van
de kluizen geplaatst, bestemd ter
bevestiging van de ankertouwen
2bolder
(de (m.); -s) (scheepst.) 1 gestel
van twee palen of grote klamp om trossen
of kettingen aan vast te maken
1klamp (de;
-en) 7 opgespijkerd of -geschroefd
uitsteeksel waaraan men iets kan ophangen of bevestigen, houten kikker
kikker (de (m.);
-s; -tje) 3 (op schepen) dubbele
haak, klamp met twee uitsteeksels, tegen een stijl of paal of anderszins
aangebracht om daaraan een touw vast te zetten
kluis (de;
kluizen) 11 (scheepsb.) kluisgat
kluisgat (het) 1 (scheepst.) met een koker beklede,
schuins naar beneden gaande ronde opening, aan weerszijden van de voorsteven
van een schip, bestemd om het ankertouw of de ketting door te laten als het
schip voor anker ligt: door de kluisgaten
aan boord gekomen zijn, van onderaf op gediend hebben
3hommer (de
(m.); -s) (scheepst.) aan het ondereind van een steng of aan het boveneind van
een mast aangebrachte of uitgespaarde vier- of achthoekige verdikking tot steun
van de bramzaling en het tuig, var. nommer
bramzaling (de
(m.)) (zeew.) zaling van het bramwant
zaling (de (m.);
-s) 1 (zeew.) elk van de elkaar
kruisende balkjes boven aan een mast die dienen om de mars te steunen, thans
meer om er iets aan op te hangen
bramwant (het) de
gezamenlijke hoofdtouwen van de bramsteng
bramsteng (de)
rondhout, langs de bovenvoorkant van de marssteng gehesen om deze te verlengen
268
Haar lijf was volmaakt klassiek en was gehuld in een
doorkijkpeplos als de geilste
Griekse godinnen, maar onder de verleidelijk vallende plooien van haar gewaad
staken harige insectenpoten uit.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand
Hotel Europa, 492
peplos (de (m.);
peploi) tot de voeten reikend lang ruim kleed, op één schouder met een speld
vastgehouden, in de oudheid gedragen door de Griekse vrouw
269
Noem mij een traditionalist, noem mij cataleptisch, rigide en onbuigzaam desnoods, maar het feit is dat
ik hecht aan de grote lijn.
Ilja Leonard Pfeijffer, Grand
Hotel Europa, 520
cataleptisch (bn.)
stijf, verstard