zaterdag 26 januari 2019

van Dale 301-305

301
Afwezig bladerde ik door de verschillende vakken en laden, soms staarde ik minutenlang naar een stergewelf of een diamantenfries, naar een lustprieel, een monopteros of een mausoleum, zonder te weten waar ik naar keek en waarom.
W.G. Sebald, Austerlitz, 161

monopteros (de (m.); monopteroi) open zuilenhal, rond zuilentempeltje in parken e.d.

302
Ik zag weer de machtige quaderstenen aan mijn voeten, de glimmer in de steen, het grijsbruine water in het havenbassin, de omhooglopende touwen en ankerkettingen, de meer dan huizenhoge boeg van het schip, de meeuwen, die wild krijsend boven onze hoofden rondfladderden, de door de wolken heen brekende zonnestralen en het roodharige meisje met haar Schotse cape en haar fluwelen baret (…).
W.G. Sebald, Austerlitz, 162-163

quadersteen (de (m.)) (stofn.) quaderzandsteen
quaderzandsteen (het & de (m.)) 1 (g.mv.)(stofn.) een Duitse steensoort uit het zandsteengebergte van de Elbe, syn. blokzandsteen 2 (quaderzandstenen) vlak gehouwen zandsteen

303
(…) als ik nu, nu ik je dit vertel, zei Věra, mijn ogen sluit, dan zie ik ons allebei, gereduceerd tot onze ziekelijk verwijde pupillen, vanaf de uitzichttoren op de heuvel Petřín neerkijken op de groen heuvels waar de funiculaire omhoogkruipt als een dikke rups (…)
W.G. Sebald, Austerlitz, 182

funiculaire /fynikylƐ:r/ (de; -s) kabelspoor

304
De bakstenen muren, die in de achttiende eeuw, ongetwijfeld in moeizame vroondienst, op een stervormig fundament zijn gebouwd, rijzen op uit een brede gracht en komen nauwelijks boven het niveau van de omringende velden uit.
W.G. Sebald, Austerlitz, 212

vroondienst (de (m.)) arbeid ten dienste van de heer, syn. herendienst

305
In mijn droom zag ik de oud geworden roué, gekrompen tot het formaat van een jongetje, omringd door de rijen vergulde boeken in de meer dan veertigduizend exemplaren bevattende bibliotheek van graaf Waldstein, op een troosteloze novembermiddag helemaal alleen over zijn schrijftafel gebogen.
W.G. Sebald, Austerlitz, 229

roué /ruwe/ (de (m.); -s) losbandig person uit de aanzienlijke stand, vr. rouee