zondag 6 januari 2019

afscheid van mijn digitaal bestaan 102

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

30 juni 2006


Iterabiliteit


Iterabiliteit. Neen, het staat niet in de Van Dale, doe geen moeite. Toch is het een handig woord omdat het, zodra je het kent, mooi in één keer iets samenvat waarvoor je anders een hele omschrijving en nog een voorbeeld erbovenop nodig zou hebben. Google levert hits op, dus dat het op íets slaat is wel zeker. Slechts 35, maar toch. (*) En ze leiden je meteen naar Derrida. Heel terecht want in diens koker is de term ontstaan: itérabilité, afgeleid van het Sanskriet itera, ‘ander’ – Derrida gebruikt het in een context van verandering door herhaling.

Ik moet er aan denken, aan dat begrip, want dezer dagen ondervindt elk van ons weer een perfect voorbeeld van iterabiliteit aan den lijve: verdwenen meisjes, het zoeken, het vinden – en dan: de volkswoede, de verslagenheid, de witte rituelen van bloemen en ballonnen en machteloze, ‘waardige’, ‘stille’ optochten. Steeds opnieuw en toch altijd anders. Maar in welke zin anders?

‘Iterabiliteit’ zou je kunnen omschrijven als: ‘verandering en, meer specifiek, verlies van betekenis door herhaling’. De eerste keer is altijd het meest intens, het hevigst, het rijkst aan betekenis of zin. Wie elke dag oesters eet of champagne drinkt, begrijpt niet meer wat er zo exclusief aan is. Alle dagen feest draait uit op een feest van verveling. Net zo is een herhaalde confrontatie met brute zinloosheid, zoals nu weer met die kindermoorden in Luik, niets minder dan geestdodend en ontmoedigend. Gelaten kijken we naar de journaals – of we kijken niet meer, precies om die confrontatie met absurditeit en door herhaalde absurditeit veroorzaakte onverschilligheid te vermijden.

En dan zie je hoe de media net niet doen wat zou moeten om de indigestie te vermijden. In plaats van te doseren, storten ze nog een dozijn oesters op je bord – ook als je er allang genoeg van hebt en snakt naar een simpele boulet. De zaak wordt weken aan een stuk vooraan in het nieuws geplaatst, reporters te velde melden dat er nog altijd niets is gevonden, de camera’s proberen met behulp van telelenzen-van-hier-tot-ginder het bovenhalen van de lijken in beeld te brengen. Daarbij wordt de grens van de obsceniteit duchtig verkend én overschreden. En dan komt de rituele verwerking: ‘gewone’ mensen storten hun emoties uit, het ondertekenen van rouwregisters wordt gepromoot, de begrafenissen en stoeten groeien uit tot media-evenementen: door de media gepushte en gecoverde evenementen. Terwijl het non-events zijn, massapsychologische manifestaties van zelfbeklag en verveling.

(*) Slechts 35 in 2006, nu 278.