maandag 7 januari 2019

wolken 3187-3197


wolkenfragmenten uit Tarjei Vesaas, De vogels

3187
Mattis keek of de hemel die avond helder was en onbewolkt, en dat was zo. (7)

3188
Voor de bliksem in de lucht was hij doodsbang – en hij gebruikte het woord nooit in drukkend en zwaarbewolkt zomerweer. (8)

3189
Toen hij naar buiten keek, zag hij ook de donkere wolken die boven de heuvelrug verschenen. (71)

3190
Ja ja, op dat moment stond dat in de schaduw van de donkere wolk en de angst voor het onweer. (72)

3191
Vandaag werd de wolk daar maar langzaam groter. (73)

3192
De man wist wel hoe het zat met Mattis en onweer, hij keer naar de wolk:
‘Je kunt rustig aan doen, denk ik. Dat is geen onweerswolk, kijk hij wordt al minder dicht.’
Mattis schudde zijn hoofd en geloofde het niet, het was vast als troost bedoeld. Flink onweer, had de fietser in de winkel gezegd, dat was vast dichter bij de waarheid.
‘Wat zei ik? Kijk Mattis.’
Terwijl ze daar stonden, was de wolk opgetrokken en was er boven de heuvelrand een reep blauwe lucht zichtbaar. De dreiging was verdwenen, het was geen onweerswolk. Wonderbaarlijk blauw en goed was het eronder.
‘Zie je wel?’ zei de man, ‘het zijn mooiweerwolken, die lossen gewoon op.’ (74)

3193
Het werd een mooie, warme bewolkte avond. (84)

3194
Natuurlijk kon in zulke wolken ook alleen regen zitten, maar toch. (131)

3195
Een muur van wolken steeg juist op tussen de heuvels. (184)

3196
Achter zijn rug was boven de horizon een muur van wolken opgerezen – die zag hij ook niet. (237)

3197
Blauw en hard kwam de wind van de wolkenmuur achter hem – het water zou nu snel in beroering komen. (237)